Lijst van brieven op datum
7 februari 1866
van
N. Braunius Oeberius (bio)
aan
R.C. d' Ablaing van Giessenburg (bio)
Volledige Werken. Deel 11. Brieven en dokumenten uit de jaren 1862-1866 (1977)
7 februari 1866
Brief van N. Braunius Oeberius te Bolsward aan R.C. d'Ablaingvan Gies- senburg. Dubbel velletje blauw postpapier, waarvan drie bladzijden beschreven. (M.M.)
Oedon: lees Odeon; bedoeld is blijkbaar de salon van Duport. delicate dame: ironische aanduiding van Marie Anderson, die velen had geschokt met bijdragen in De Dageraad (deel XIX, blz. 180, 270, 349, 352, 547, 548, 549; deel XX, blz. 96).
B. 7 Febr. 66
Waarde Heer
Ik stap over zekere bedenkingen heen, die me tot nog toe weerhielden u lastig te vallen, en neem thans de vrijheid mij bij u te informeren omtrent den Heer Dekker. Tot mijn leedwezen vernam ik uit de Cour: de onaangename gevolgen van Zijne manier van bewijsvoering in Oedon. Ik erken, dat die manier in enkele gevallen doelmatig kan zijn, en het gemoed verligting schenkt, maar erken tevens, dat er bezwaar zou zijn, in 't algemeen worden van die manier. En voor den Hr. Dekker betreur ik de noodzakelijke gevolgen.
Het spijt me wel dat ik D zelf niet schrijven kan. Maar voor en aleer ZE. me niet antwoord op de brieven welk ik hem schreef, ook in zake het allerliefst adieu, aan 'n delicate dame, in De Dageraad, beschouw ik onze Corrispondentie voor afgebroken en geeindigd. Wat D in dezen rétardeert begrijp ik niet. Allén aan zijne bijzondere omstandigheden, kan zijn stilzwijgen niet toeschrijven. Maar dit neemt niet weg, dat ik in zijn persoon blijf belangstellen zoo als ik zijne zaak blijf toegedaan.
Aangenaam zou 't me dus zijn, eens iets omtrent hem en zijne plannen te mogen vernemen, en ik vraag van uwe goedheid mij, als 't u eens gelegen komt, eenig berigt dien aangaande te willen avanceren.
Inmiddels met respect.
Ued dienaar
N. Braunius Oeberius