Lijst van brieven op datum
16 december 1865
van
Multatuli
aan
Tine Douwes Dekker-van Wijnbergen (bio)
Volledige Werken. Deel 11. Brieven en dokumenten uit de jaren 1862-1866 (1977)
Waarschijnlijk 16 december 1865
Brief van Multatuli aan Tine. Enkel velletje postpapier, tot driekwart van de keerzijde beschreven. (M.M.)
H: Homburg.
Zaterdag
Lieve beste tine, ik heb je briefje aan Edu met de kleine briefjes van nonni, en je paar woordjes aan my. Och ik begryp datje moedeloos bent. t is al te erg. Ik heb een vry onaangename brief van Willême. Wat zal ik hem antwoorden? t eenige antwoord is geld. Mogt hy je vragen zeg hem dat. A quoi bon des letteres et des paroles, c'est de l'argent qu'il lui faut, et je fais le possible pour en avoir. Du reste, je ne vois pas trop à quoi bon m'ecrire des lettres si désagreables. S'il est humainement possible, j'enverrai bien de l'argent sans cela, et s'il m'est impossible d'en avoir, les reproches et des lettres désagreables ne mettront pas mon esprit dans la disposition nécessaire pour trouver moyen. etc. Enfin! Alles is bitter. Ons lyden is vreesselyk. Ik zou tot het ergste in staat zyn als ik maar inzag dat er kans op hulp was. Dolligheden te doen à pure perte is nonsens. Mogt Mimi geld ont-vangen, dan weêr naar H! Ik wou dat het kon, want al blyft er altyd kans op tegenspoed, hierblyvende is de tegenspoed zeker.
Ik ben weer geheel wel, en ook myn keel is veel beter. Ik heb my volstrekt niet gemenageerd voor togt of kou.
Gisteravend ben ik by Edu geweest. Ik vind hem zoo lief als ik er by ben, en 't grieft me zoo dat hy zoo anders is als ik er niet ben. Ook over jou spreekt hy zelden of nooit als ik er niet ben. Dàn wel soms, maar blykbaar om my intenemen. Mevrouw Koning die anders veel van hem houdt vindt het naar zoo weinig gevoel hy toont. Hy is voor niets vatbaar dan voor ogenblikkelyk genot. En was hy nog maar opregt, maar dat is hy niet. Als hy by me komt is hy innig lief en hartelyk, welnu toch weet ik dat hy nooit lust heeft om by my te komen en altyd moet gepersuadeerd worden. Alleen als hy zeker is dat i met my kan eten, gaat het wat makkelyker. Ik durf zeggen dat ik altyd goed en zacht voor hem ben en toch spreekt hy ellendig over my. Het grieft my vreesselyk. Mevrouw Koning trekt het zich aan en was gister bedroefd by de gedachte dat Edu my altyd zou verloochenen.
Siet heeft sedert eenigen tyd expres hem niet aangezet om aan je te schryven, en dan is er in hemzelf geen schyn van lust daartoe. Het doet my zoo bitter leed. Ik houd zoo dol van hem en doe 't mogelyke om hem pleizier te doen, maar waarlyk er is iets vals in de wyze waarop hy tegen my is in myn byzyn. Ik weet niet hoe ik 't anders noemen moet. Maar ik zal voortgaan hartelyk voor hem te zyn, want ik zou niet anders kunnen.
Ik bedank non wel voor haar lieve teekeningetjes. Ik verlang zoo naar 't lieve kind. O God en naar verandering in 't geheel.
Ik zal je Willèmes brief maar zenden, dan weet je hoe zy schryven - Och nee, waartoe? Hy is niet tevreden met den wissel en vraagt geld. Ziedaar alles. Het geld dat hy nu speciaal vraagt is de fr 200 die hy zegt avoir prêtées! Ik vind Mimi kon evengoed het geld terug vragen dat zy hem heeft geleend. Enfin, 't is bitter. Ik heb vreesselyk met je te doen. Mogt Mimi geld ontvangen dan heb ik wel wat hoop. Ik zal my inspannen tot het onmogelyke. Je begrypt dat ik liever wou gaan met meer, en ik zal zien wat by elkaêr te krygen. Ik kan je niet zeggen hoe ik aan je denk, en hoe bitter. Ik zou voor niets staan als ik uitkomst zag, maar ik kan toch geen dolheid doen zonder nut, of zonder kans?
Dag lieve beste tine, ik zelf ben byna moedeloos en toch weet ik niet anders dan te zeggen houd moed! Maar dat zeg ik tegen myzelf ook. Gelukkig ben ik weer geheel wel. Over die dagvaarding inquiéteer ik my niet. Ik denk een kleine boete. Dag beste tine arme tine, dag nonni. Morgen ga ik by de Konings eten. Maar Edu heeft je brief al. Ik heb hem Siet meêgegeven die vandaag met Dina by my kwam. Ik moet de familie Koning pryzen, waarachtig. Zie je al schieten ze my nu geen duizenden of één duizend voor, ze doen toch veel voor ons! Want waar zou Edutje zoo opgenomen worden? Toch wou ik dat het niet hoefde, en dat we by elkaêr konden komen. Ja, dat spreekt vanzelf. Ik peins me gek.
Dag tineke kus onze lieve non.