Lijst van brieven op datum
11 december 1865
van
Multatuli
aan
Tine Douwes Dekker-van Wijnbergen (bio)
Volledige Werken. Deel 11. Brieven en dokumenten uit de jaren 1862-1866 (1977)
Waarschijnlijk 11 december 1865
Brief van Multatuli aan Tine. Dubbel velletje postpapier, geheel beschreven. Het vervolg, indien dit er geweest is, ontbreekt. (M.M.)
Maandag morgen lieve tine, gister by Koning las ik je briefje aan Edu en 't trof my zo dat je klaagde over zyn lui schryven, vooral daar ik hem in zoverre moet verontschuldigen dat hy den dag na St Nicolaas een brief voor je by my heeft gebragt, dien ik heb laten liggen omdat ik er hem over spreken wou in verband met al de opmerkingen die ik den laatsten tyd heb gemaakt over zyn karakter, een punt dat my sedert enigen tyd zeer heeft beziggehouden, zo zelfs dat het my hinderde in 't bedenken van andere dingen.
Daar jyzelf Edu zo lang alleen hebt gehad zal je alles wat ik je te zeggen heb wel weten schoon 't goed is dat je 't ook eens van een anderen kant hoort. Ik houd dol van 't kind en moet bekennen dat hy by my alleen zynde allerliefst is, gezeggelyk, vriendelyk gezellig, in een woord beminnelyk. Maar wel had ik opgemerkt dat i terstond veranderde als er anderen by waren: 't spreekt vanzelf dat ik gedurig aan Siet vraagde hoe hy 't maakte met leeren, met gehoorzamen &c. Welnu, weldra bleek my dat hy, als ik er niet by ben, een geheel an-der kind was. Hy is dan vry brutaal, lastig en ongezeggelyk. Vooral klaagde Siet over 't verschil in zyn spreken over my als ik er niet was, en tot my als ik er ben. Daar ik Edu altyd zo hartelyk behandel, heb ik haar eenmaal by zo'n gelegenheid zien schreien over 't weinige wat hy er van voelt. Reeds voor 14 dagen werd dit onderwerp ter spraak gebragt en sedert dien tyd let ik er byzonder op en moet bekennen dat ik er verdriet van heb. Als ik er niet by ben zegt hy ronduit dat i niets om my geeft, en dit is te meer ergerlyk omdat hy en ik zo byzonder fideel zyn als we alleen wandelen of alsi op myn kamer is. t Is pure valsheid. Sedert enigen tyd heb ik Siet gezegd eens niet te spreken over jou en nonni. Welnu dan noemt hy je naam niet. De hoofdtrek is onverschilligheid omtrent alles wat niet direct hem wat geeft. Voor een koekje of pleiziertje mits ogenblikkelyk, is hy onder een hoed te vangen, maar zonder zo iets wordt hy door niets geroerd. Je begrypt hoe ik geleden heb onder al deze opmerkingen. Bygaanden brief hield ik achter omdat ik hem spreken wilde over die doorgehaalde regels. (Zy waren doorgehaald voor ik den brief kreeg, ik meen op 'n opmerking van Sietske) Let eens op hoe zyn plomp égoisme zich in die regels openbaart. Hy vraagt of je hem wat zenden wil tegen nieuwjaar, want hy is bedroefd dat hy tegen dien tyd niet by je wezen zal. Z'n bedroefdheid komt voor den dag by de berekening of i wel wat krygen zal! Maar overigens kan ik je verzekeren dat hy nooit blyk geeft van 't minste verlangen. Zyn koelheid gaat zo ver dat zelf Mevr. K. er zich aan ergert. Dien laasten brief van jou die zo touchant hartelyk is, heeft hy gelezen zonder de minste aandoening. Ook jegens my is hy zo onverschillig. Als hy (eens of 2 maal in de week) by my komt om zamen te eten, wat voor my altijd zo'n groot genoegen is, dan komt hy zo hartelyk binnen. Zyn dag Dek hoor ik zo graag. Welnu toch weet ik dat hy alles behalve lief over my spreekt en volstrekt geen blyk geeft van gaarne by my te zyn. David is (over 't geheel genomen) een lief kind en is voor Edu een aardig vrindje. Zo schynt het als ze zamen zyn. Maar tegen my zegt Edu dat David zo'n nare jongen is. De opmerkingen die ik over Edu's karakter gemaakt heb, zyn allerdroevigst. Zo vertelde hy onlangs (Mimi was er by en kan 't je dus uitvoeriger vertellen) dat hy (Edu) aan David iets verteld had (dat dan volgens hem niet eens waar was, verbeelje: een vrystertjes geschiedenis) om David te moveren ook iets dergelyks te vertellen ten einde dan door 't al of niet geheim houden daarvan David in z'n magt te hebben!
't Gaat zeker je begrip te boven! 't myne ook!
Nu zal je zeggen: in dat vertellen ligt opregtheid! ‘Neen, want hy vertelt zo iets aan my over anderen, maar aan anderen spreekt hy heel onlief over my. Hy bluft er puur op dat i om niets geeft. Dikwyls heb ik er met hem over gesproken hoe moeielyk wy 't hadden, hoe lief 't was van de familie K hem zo te ontvangen, hoe hy nu van zyn kant zyn best moest doen om niet lastig te wezen en goed te leeren &c. Dan hoort hy alles zeer goed aan en antwoordt lief. Maar hy geeft er niets om. Hy zelf heeft gezegd: ‘Och, Dek had een bui van zaniken, dan zeg ik maar: ja, ja - maar 't gaat het ene oor in, 't andere uit!’
Lang heb ik nagedacht wat er aan te doen is, maar ik ben tot het besluit gekomen niets byzonders te doen. Onlangs was ik een paar dagen koel tegen hem. Hy heeft er geen notitie van genomen en deed net ofi 't niet merkte.
Zeker zal je in je hart party willen trekken voor 't kind. Ik ook! want in weerwil, van alles houd ik dol van 't kind maar juist daarom grieft het zo. 't Is onmogelyk meer hartelykheid te geven dan ik hem geef, en dat beantwoordt hy ook op 't ogenblik zelf, maar pas weer van my af, is hy koel en zelfs vyandig. 't Is alsofi 't maar doet om op de gemakkelykste wys vrede te houden.
In 't leren is hy voor Siet een waar kruis. Onoplettend, knorrig, weêrspannig en onverschillig. Dit laaste (onverschilligheid) bekent hy dan ook zelf. Hy heeft dan ook op de school te Brussel bitter weinig geleerd en 't verwondert my niets. Want nu al heeft Siet zo'n moeite om iets van hem gedaan te krygen schoon zy maar 3 leerlingen heeft, hoe moet het gaan waar er meer zyn? Als een staaltje van z'n frans kan je zyn brieven zien. Onlangs vraagde hy hoe oud Theodoor was? Ik zei: dix sept ans.
-Hé, je l'avais vu pour vingt!
Nu vraag ik je! Ik wou liever dat i geen woord frans verstond dan zo!
Dit alles (gevoegd by de andere moeielykheden) hebben my ernstig doen denken hem geheel onder my te nemen. Aan liefde mag 't hem niet ontbreken, nu dat zou hy van my hebben, maar tevens zie ik in dat er een stevig opzigt over hem nodig is. Het beetje dat hy (zeer mechanies en zonder 't minste gevoel!) op de viool geleerd heeft, is een gevolg van de strenge tucht van Mr de Witt. Wat er aan zyn karakter moet gedaan worden, weet ik niet (ik denk niets dan voortdurend zachte behandeling) maar als hy dan eindelyk iets leren zal moet het streng of altans methodies worden aangepakt.
Daarover heb ik nu sedert weken al zitten tobben. Ik heb ernstig in beraad gestaan naar Brussel te gaan en hem meê te nemen, maar ik ben daarin verhinderd door velerlei dingen. Dat begryp je wel. - Wat zyn plomp egoisme aangaat, moetje niet zeggen: och zo zyn alle kinderen, of: zo zyn alle mensen!’ Dat is niet waar. Alle mensen zyn (teregt) eigen belang zoekend, maar... er zyn graden, en je zult erkennen dat er een groot verschil is tussen gepast zorgen voor zich zelf en zo'n platte geinteresseerdheid als Edu regeert. En zeg nu niet dat het by hem niet erger is dan by anderen, dat het maar meer blykt, wyl-i opregter is. Dat is niet waar. Hy is juist niet opregt want by my is hy schynbaar zeer lief. Wel is er iets doms in zyn gekunsteldheid, daar hy toch zou kunnen berekenen dat ik te weten kom hoe hy over my spreekt als ik er niet by ben, maar opregtheid is anders!
En nooit te spreken over jou!
Denk toch niet dat ik 't kind bezwaar. Ik lyd er genoeg onder en wou niets liever dan hem vry spreken. Maar 't kan niet. De staaltjes zyn curieus. Vóór St Nikolaas had hy gevraagd of hy veel lekkers zou krygen? Mevrouw Koning zeide: ‘Wel zeker, even goed als de anderen. Maar later vraagde hy aan Siet: of hy zyn lekkers niet apart mogt hebben? Siet zei dat ze dacht dat alles gemeen eigendom zou zyn en vraagde waarom hy zo gesteld was op afscheiding: Och zei hy als ik dan weer naar Brussel ga...
(Siet dacht dat hy 't dan aan jou of non wou geven)
- dan eet ik 't op in de spoor!
Heb je daar begrip van?
Toen ik hem onlangs vertelde van een doekspeld dien ik had gevonden en teruggebragt aan den eigenaar, zei hy: dat had ik niet gedaan, ik zou hem verkocht hebben dan had ik 't geld gehad!
Is 't niet bitter? Maar dat was opregt ten minste! Minder opregt was hy onlangs. Ik zei hem dat ik hem altyd geloven zou en nooit anderen vragen. Daarop bedankte hy my (dankje wel, Dek!) Dat klonk lief, niet waar? Welnu, toch had hy me op datzelfde ogenblik niet de waarheid gezegd. Is 't niet verdrietig?
Ik ben zeer ingenomen met Mevr. K. en Siet in deze zaak. Zy name-lyk (Eduard waarnemende buiten myn tegenwoordigheid) hadden 't verschil kunnen opmerken en meenden my te moeten opmerkzaam maken. Niet wetende hoe ik 't zou opnemen was daartoe zekere moed nodig. Zy wisten hoe dol ik op Edu gesteld was en vreesden een beetje dat ik niets nadeligs over hem zou kunnen aanhoren. Nu dat is haar meêgevallen. Ik was dankbaar voor den wenk en lette zelf op. Daarna heb ik alles bewaarheid gevonden.
Gister had ik by Koning gegeten. Om 10 uur ging Edu naar bed en 5 minuten daarna ging ik hem goeden nacht zeggen. Toen was hy lief als altoos, wanneer ik dat doe. Maar 't was my een angel in 't hart dat ik er niet op rekenen kan. Nonni is hartelyker hoor ik. Ik hoop het! Ik verlang naar 't lieve kind. Wees niet bang dat ik hard voor Edu zal wezen. Integendeel. Als er iets te winnen valt moet het door liefde wezen. Maar wel is 't bitter dat hy tot nog toe die liefde (en de jouwe vooral) zo weinig op prys stelt.-
Van middag kreeg ik een brief van Mimi. 't Speet me dat er niets van jou by was. Maar ik begryp wel hoe 't je verveelt niets te schryven dan tobben. My ook! Hoe en wat ik doen zal weet ik nog niet.