Multatuli.online

19 januari 1865

Brief van R.C. d'Ablaing van Giessenburg aan D. Koning. (Kopieboek 3, blz. 41. M.M.)

Waarde Heer

Dekker is weder aan het schrijven, één vel is afgedrukt; twee zijn in proef.

Ik heb tot op het oogenblik beloften in de toekomst, maar geen dadelijke hulp. Ieder is even bezet. 1864 is een rampzalig jaar geweest.

Daarenboven is mijne verhouding tot Dekker veranderd. Na eene hevige woordenwisseling, die ik met hem heb gehad, zijn wij overeengekomen, dat ik van hem koop het uitsluitend eigendomsregt op al wat ik reeds voor hem uitgegeven heb, voor f600.- meer dan de voorschotten bedragen, die ik hem tot heden gegeven heb (ingeslo-ten de 2^de bundel vel 1-16) en op het nog door hem aan mij te leveren à f 40.- per vel in eens af. Deze voorwaarde helpt hem terstond aan geld, en is voor mij op den duur zeer voordeelig, daar de gelden door mij uit te schieten gemakkelijk na een jaar hunne dekking vinden in de opbrengst der abonnementen op de Ideen alléén, doch nu is voor mij de moeijelijkheid slechts waar vind ik den noodigen geldschieter. Ik schreef velen doch ontving of geen antwoord, of eene verontschuldiging, of eene onzekere belofte. Ik heb trouwens weinig omgang en ben een slecht vrager aan vreemden of meer oppervlakkig bekenden.

Ziedaar waarde Heer, wat er sedert ons gesprek voorgevallen is, en hetgeen ik U volgens belofte meêdeel, bij gelegenheid mondeling uitvoeriger.

Dekker is zeer opgeruimd, vooral na de ovatie die hem eergisterenavond te Rotterdam is te beurt gevallen. Dat belooft veel voor zijne nieuwe Ideen.

Door uwe hulp en die van een ander, die mij f100.- ter beschikking heeft gesteld, hoop ik, hoe het verder gaan moge ten minste vel 17-26 van den tweeden bundel magtig te worden.

Schikt het U dat ik Zaturdag a.s. f 50.- bij u doe ontvangen?

Na beleefde en vriendschappelijke groete, in afwachting u spoedig eens te spreken

Geheel de uwe

R.C. d'Ablaing van Gb.