Multatuli.online

26 juni 1863

Brief van Multatuli aan Mimi. Twee enkele velletjes postpapier, tot bovenaan blz. 3 beschreven en als vouwbrief bezorgd. (M.M.)

Datum op grond van een notitie in potlood door Mimi op de brief aangebracht. Op blz. 4, niet in Dekkers hand: Mej. Mimi Schepel.

Vrydag nacht

Mimi, myn lieve Mimi! afspraak of niet, ik weet dat er vandaag een brief aan je verzonden is die u verdriet zal doen, en daarom schryf ik één woord. Och was ik nu maar zeker dat het je een prettigen indruk geeft dat ik je smart niet kan aanzien zonder je heel hartelyk toetespreken! Ik kan je nu niets zeggen dan dat ik je onbegrensd liefheb. Nog dank ik je voor je laasten langen briefen voor de wandeling. Ik kan my niet verbeelden dat ik met je gewandeld heb. Je weet niet hoe ik aan je hecht. Ik wil je niet aftrekken van je plan (6 maanden!) en vraagje dus niet om te schryven. Ook zal ik niet schryven. Maar wel vraag ik je om aan Marie te zeggen dat het je plezier deed dit nu van my te ontvangen. Och, ik heb er zoo'n smart van dat je morgen een verdrietigen brief krygt. Ik wou zoo graag dat je my goed kende, hoe ik aan je denk. Ik heb een 6e zintuig en voel vrees dat ik je verliezen zal. Ik kan je niet beschryven hoe my dat denkbeeld vervolgt. Ik het 't al lang. Ik heb my niet genoeg aan u kunnen uiten. Veel van wat ik je te zeggen heb, vordert iets anders dan afgebroken corres-pondentie, of haastig samenzyn, altyd bedorven door angst voor 't scheiden.

Ik zal die 6 m geduldig wachten, en beschouw dit niet als woordbreuk. Ik had behoefte je niet alleen te laten met den brief dien je morgen krygt en dien ik gelezen heb! Myn hart breekt me. Tr had tranen in de oogen toen H. haar dien voorlas, en toch, toch, - god Mimi, je weet niet wat ik den laasten tyd ondergaan heb! En dit: ‘je weet niet!’ is geen frase, neem dat letterlyk op. 't Is myn schuld niet dat je niet alles weet. Vroeger reeds (en altyd) was 't my een gemoedsbezwaar als ik met een ander vertrouwelyker omging dan met u. Ik heb je dit meermalen gezegd. Ik ben in myne verhouding tot u zeer consciencieux geweest. Ik heb zulke heilige reine indrukken van U, en juist daarom drukt het my zoo, je zoo weinig te hebben kunnen weêrgeven.

Mimi, ik lees weer je laasten brief na. Daar staat het toch dat je my lief hebt, ik reken er vast op. Ik zou 't niet kunnen dragen je te verliezen.

Is er ook iets dat ik voor u doen kan? Iets watje genoegen zou doen? Iets, iets-ik doel op iets maar 't woord wil er niet uit. Denk eens en vraag of er iets is waarmeê ik u kan toonen dat ik je boven alles liefheb. Ik wou je zoo graag wat offeren.

Och, die mos uitje roode mandje leeft. O, wat heb ik 'n weemoed uitgestaan by 't verzorgen van die verflenste half verdroogde plantjes in den tyd van myn rouw over je. Ik heb ze verplant en gekweekt en verzorgd en 't werd me een symbool - en lang dreigde 't te sterven. Onlangs vroeg je over iets van u ‘of dat kinderachtig was? O dan zou ik kinderachtig wezen! Ik heb de verdroogde bloemen uit je mandje. Onlangs had ik bloemen (niet de uwe) in de sloot geworpen. Rozen, ontbladerd, zonken weg in 't kroos en zoo de rest. Eens 's middags stond ik achter 't prieel ongezien aan je te denken, en ik zag de overblyfsels van vorige bouketten, in 't water en alles zag er vuil en lelyk uit. Ik drukte myn hoofd tegen de tralies, en vond bittere gelykheid in 't vergaan van die bloemen met de droeve indrukken van myn hart. Maar zie, een struikje verg. m. niet was regtstandig blyven hangen in 't kroos en stond fris en bloeide voort, vele dagen lang tot alle knopjes uit waren. Daar was iets in als: tòch blyf ik leven, al vergaat al 't andere. Je weet niet hoe my dat aandeed. Ik bespiedde 't standvastig doorbloeien met een toneelkyker en kende elk knopje, zoo klein toch, in 't byzonder, Och, 't deed me zoo goed. Denk toch dat ik altyd alles op u toepaste. Zie je Mimi, als liefde kinderachtig is, ben ik vreesselyk kinderachtig.

Ik zal je niet meer schryven schoon ik je veel te zeggen had. Ik wil je niet aftrekken van je plan. Ook woû ik dat je kalmte kreeg.

Ik heb je onbeschryfelyk lief. Zeg aan Marie dat deze briefje genoegen deed.

't Is zoo jammer dat ik niet eigen genoeg met je ben om je goed te doen weten hoe ik 't met je meen. Ik woû je 'n raad geven, neen twee. Ziehier: 1o Nu de zaak over dat briefje van je Papa te beschouwen als uit. 2o Marie aantehangen. Zy is trouw, braaf, soliede, in een woord goed. (Ik zeg dit alles niet op losse gronden.

Dag myn Mimi, myn lief kind. Ik reken er op dat je door niets of niemand van my kan worden afgetrokken.

6 maanden!