Lijst van brieven op datum
6 juni 1863
van
Multatuli
aan
Mimi Douwes Dekker (bio)
Volledige Werken. Deel 11. Brieven en dokumenten uit de jaren 1862-1866 (1977)
6 juni 1863
Brief van Multatuli aan Mimi. Eén dubbel en twee enkele velletjes postpapier, tot het midden van blz. 8 beschreven. (M.M.)
De brieven van 29 en 30 mei en van 4 juni werden bij dit schrijven ingesloten.
De datum is afgeleid uit de datering door Mimi aangebracht op de voorgaande brief.
Het verhaal over het franse vrouwtje is een toespeling op Idee 229-242 (VW II: 436-459). De conditie doelt op het slot daarvan: Het laatste hoofdstuk van deze geschiedenis mag ik niet verkopen. Ik geef dat aan wien ik liefheb.
Voor 't graankorrel-idee zie Idee 30 (VW II, blz. 316).
Zaterdag morgen beste Mimi, gister avend was ik innig bly met je briefje. 't idee dat je boos was, drukte my vreesselyk en vooral over de meening dat ik iets zou gezegd hebben wat stuitend voor je was. Ik heb geen principes en doe maar zoo wat naar de indrukken van 't hart. Welnu die indrukken zouden my in veel fouten leiden (en ze doen het) ja soms in verkeerdheden die naar algemeene begrippen heel erg zyn, of erger nog die ik zelf beroerd vind, - maar nooit zou ik iets kunnen zeggen als wat A. van my (of jy van A.) meent begrepen te hebben. Zelfs van een vreemde dame, ja al was 't een gemeen mensch zou ik dat niet zeggen, 't Is het onridderlykste wat ik ken.
Ik zal iets gezegd hebben als: ‘beste meid, 't is niet goed dat je zoo hartelyk tegen me bent’ & ‘dat zou je Papa niet goedvinden’ & ‘dat zou ik ook niet goed vinden als ik je Papa was’ & ‘dat zou ik ook van Mimi niet goed vinden’ & ‘dat zou Mimi niet doen’ enz. enz. -- maar lieve lieve engel hoe is daaruit iets verstaan wat ik 't non plus ultra van gemeenheid zou vinden. Je weet niet hoe erg ik 't opneem dat je dat van my gedacht hebt! Geloof eer dat ik inbreek en steel, waarachtig, dan dat ik iets zou kunnen zeggen wat je in zekeren zin zou - ja - compromitteren
O god, Mimi als je goed wist hoe elk bewys van je hartelykheid my heilig is.
Ik heb je te lief om op je te knorren maar waarlyk ik heb wat te knorren. Om die knorparty te schryven, stuit my, en er op aandringen dat ik je spreek wil ik ook niet. Ja zelfs ik vind ook dat het niet moet. A heeft geen schuld. Als ze er aan gedacht had je te zeggen dat ik haar tot U verwees, zou je misschien terstond begrepen hebben dat myn (heel goed gemeende) hartelykheid een goed doel had.
Je moet nu weten dat ik meende al heel mooi gehandeld te hebben. Ik had geen ruwe wreede deugd uitgehangen, ik gooide geen water op vuur, en ik meende de vlam te leiden waar ze geen kwaad kon doen; en dit alles nièt met berekening, maar als instinct, denkende aan jou. Maar ga nu niet denken dat ik gemaakt hartelyk tegen A was, o neen, ik voelde zoo, en was zoo als ik was. Juist daarom heb ik goed gedaan en juist daarom dacht ik aan je, want ik heb geen berekening nodig om aan je te denken.
Ik heb nog een en ander te zeggen over die historie maar 't doet er niet toe. Ook sta ik er niet op gelyk te hebben tegenover jou, maar wel dat je my liefhebt en nooit gelooft dat ik iets stuitends zou zeggen over u.
Dat blyf ik verdrietig vinden.
‘Ik val je tegen, vraag je? O god, neen Mimi. Je zoudt heel tevreden wezen als je goed wist hoe ik je vereer, - en je vraagt of we goede vrinden zijn! malle meid! -
Lieve, wat ik op je te knorren had is dit (behalve je meening dat ik iets zeggen kon wat je stuiten zou): Dat A zoo lief onschuldig hartelyk tegen my was, is een beetje uwe schuld. Ga maar eens na, meid. My is het gebleken, maar als ik dat nu uitleg en toelicht kom ik in 'n relaas dat ik vermyden wil (op schrift). Dat je niet komt is goed. Maar eens toch zal ik je zien! (ééns, wat me dat hard valt -
Ik wil niet dat je komt. Ook wil ik tegenover myzelf geen pretext maken van deze zaak dat ik weer brieven aanknoop -
Ik heb je innig innig lief, Mimi, dat is alles -
Is 't je mogelyk je dagboek voort te zetten? Toe!
Het andere, 't myne dat je voor my bewaart, heeft zelfs Tine niet gelezen. Ik sprak er over met haar maar zy zelve vond het niet fyn. En, nog iets. ik heb niet aan Truida gezegd dat ik je dagboek had. Twee dagen voor myn laast vertrek zeide ze my dat ik een pakketje van U aan haar kon geven. Ik was toen zelfs verwonderd dat zy wist van een pakketje. Van dagboek was geen spraak, en ik heb dat woord niet genoemd. Misschien is u zelve dat woord ontvallen. Misschien vroeger, zoo dat zy wist dat je 'r een schreef, en dat onwillekeurig in verband bragt met het pakketje. Maar hoe ook, ik heb 't niet gezegd. althans ik geloof het nièt. Mogt Truida meenen van ja, dan geloof ik haar meening, maar niet de zaak.
't Komt my erg vreemd voor dat ik het zeggen zou. thuis byv. zeide ik het niet aan Charlotte.
Lieve, voor myn gevoel is het meedeelen van een dagboek 't intiemste wat men doen kan, intiemer dan de verste familiariteit die de wereld 't intiemste noemt.
Doch vraag maar niet aan Truida hoe ze wist dat ik je dagboek had. Zy is zoo lief en goed dat ik zelfs den schyn niet wil van stryd.
Ja, zy is innig lief en open. Er is niets kleins in haar. En zy houdt zoo veel van je! -
Als je wist wat het my kost je niet te schryven. Ik heb je altyd wat te zeggen, en zou graag alles met je behandelen. O de ideen op dat blaadje! Maar die zal ik toch beantwoorden. -
Tracht A te verleiden tot eene of andere liefhebbery (natuurlyk 't liefst een nuttige) desnoods iets kinderachtigs al was 't het collectioneren van eau de cologne etiquettes. Wend voor dat je wilt leeren boekbinden en trek haar daar in of zeg dat het spelen van muziek die gedacht is door 'n ander, je zoo verveelt, dat je graag zelve wat wou componeren, dat die moeielykheid toch zoo groot niet wezen kan (dit nu beweer ik dat waar is, als er maar indrukken in de ziel zyn). Of kryg lust om Spaans te leeren.
Kortom kies zelve, maar trek haar in een of andere quasi passie. Zoodat de familie zegt: die A is tegenwoordig gek met haar... dit of dat. En zorg dat zy niet merkt hoe de impulsie van jou kwam. -
Ik ben innig bly dat je zoo gelet hebt op 't graankorrel-idee. Dat stond ook in je dagboek-och ik had je zooveel te schryven -
't Is nog de vraag Mimi, of 't goed is dat we ons zoo spenen ('n mal woord)
Neen Mimi, ik heb geen soort vergeten. Dat is me juist uit je dagboek gebleken en nu weêr uit dat blaadje. -
Dat fr. vrouwtje moest niet mooi zyn (dat zou zoo wezen by een schryver). Ze was waarachtig mooi (dat was zoo in 't aventuur, in 't on-gemaakte voorval.)
Ik ben met haar te Nice afgestapt en heb zamen met de familie gelogeerd. Haar man was een voorbeeld van kinderlyke, aan 't domme grenzende naiveteit. Hy vond het prettig dat zyne vrouw van my hield, en vertrok alleen naar Genua, om te zien of hy daar kon geplaast worden of anders terug te gaan naar Nice waar hy praktyk zoeken zou (Dat laaste heeft hy gedaan).
‘Dat vertrek kon nu zoo goed zei hy, omdat er nu iemand was die in zyn afwezen voor zyne vrouw zou zorgen. Ze was anders zoo alleen te Nice. Hy had wel gemerkt dat ik vriendelyk was want op zee toen hy dood-zeeziek(!) zich niet kon verroeren had ik op haar gepast. (gut Mimi, 't was zoo'n gekke historie - 'k heb al de witte boonen weergezien of altans -
Vuil? Vuil? Zoo is de natuur. Ik vond haar niet vuil toen ze my heel ongegeneerd behandelde. Ik was onvertoonbaar toen wy 't chateau d'If voorby zeilden. -
Goed. Ik was aangesteld tot Cavelier te Nice. Daar heb ik my redelyk goed gedragen Mimi. Zy schreef't later toe aan de H Maagd. -
Er ligt in dit alles nu iets als of zy zich niet goed had gedragen. Hoor eens Mimi dat is zoo niet. Zy was een brave vrouw, maar wat hartstogtelyk. Ik ben zoo bang dat jy in die dingen te radicaal oordeelt omdat je ‘maar 'n meisje’ bent. Geloof my dat zy braaf en goed was - Ja dat zou zy geweest zyn al waar die zaak anders afgeloopen. Ik ben zeker dat zy 't hem zou gezegd hebben. Ook moest zy wel goed zyn om my een goed besluit te doen vatten.
Och 't analyseren van die dingen zou my te ver leiden. Graag wou ik zoo met je wezen dat ik 't kon. -
Ik heb je nu die historie verteld je weet de conditie die ik daarop stelde in de ideen.
Myn leven is heel vol. O komiek. Maar (ernstig!) ik ben volstrekt geen deugdheld. Dikwyls scheen de H. Maagd werkeloos, en die goeie Anselmo had gebluft toen hy zeide: ‘Cela vous preservera du péché’
Wel denk ik over ‘péché’ anders dan anderen, wèl noem ik vaak geen péché wat de wereld zoo noemt, maar zelfs in myne eigene opvatting van zonde, ben ik heel dikwyls erg gestruikeld.
Dit is geen nederigheid Mimi, ik zeg dit ernstig, op myn woord.
Ik heb liever dat je my niet lief hebt, dan dat je 't doet om 'n onwaarheid. -
Och, ik schreef zoo graag uitvoeriger aan je, - alles, alles tot in de fynste byzonderheden. Ik zou niets voor je achterhouden. Geloof wel dat ik doorgaande 't goede wilde, maar niet dat ik doorgaande goed geweest ben. Dat is dan ook verduiveld moeielyk. Ik heb er dikwyls naar verlangd dood te zyn, om geen kwaad te kunnen doen! Wat 'n rust.
Es muss doch ruhig sein
Da unter Gras und Blumen
Zu schlafen ganz allein!-
Dag myn Mimi, myn lief goed kind. Je hoeft my niet te schryven - ik weet alles -
Maar als je schryft, zal't bly ontvangen worden, en ik zal niet zeggen ‘dat je te hartelyk bent.’ foei, toch ben ik heel boos op je -
Gek, ik had je alleen willen zeggen dat ik zoo bly met je briefje was, en daar heb je 8 zydjes - adieu