Lijst van brieven op datum
20 maart 1863
van
Multatuli
aan
Mimi Douwes Dekker (bio)
Volledige Werken. Deel 11. Brieven en dokumenten uit de jaren 1862-1866 (1977)
20-26 maart 1863
Brief van Multatuli aan Mimi. Vier enkele en drie dubbele velletjes postpapier, waarvan 19 bladzijden beschreven. (M.M.)
De datering 20 Maart 1865 is door Mimi in inkt op de brief aangebracht. Onder de woorden Vrijdag avend heeft Multatuli in potlood toegevoegd: Vorige Vrijdag. Bij deze brief behoort een kleine papieren manchet waarop Multatuli eveneens in potlood meedeelt: dit was geschreven vóór je pakket Mimi maar de couvertjes die ik klaar maakte heb ik verbrand.
In de zin: dat uw leven enz. heeft Multatuli enkele woorden gewijzigd; er stond eerst: dat uw leven voor my minder belangryk is dan omgekeerd.
Op een bijgevoegde strook papier, afgescheurd van een brief van Charlotte de Graaff, staat in haar handschrift: die lieve Mimi Schepel, ik voel altijd toch zoo veel voor 'r - C.
de Polen: op 21 maart 1863 versloegen russische troepen de in opstand gekomen Polen bij Grochowiska.
Langiwicz: Marian Langiewicz (1827-1887), pools nationalist, emigreerde in 1860, sloot zich aan bij Garibaldi, werd eind januari 1863 leider van de poolse opstand tegen Rusland, 10 maart dictator en 21 maart balling na zijn nederlaag.
Mina, de tokohoudster: Mina Deiss met haar winkeltje in het Hamerslop.
mijn nichtje: Sietske Swart Abrahamsz; zie Idee 209, VW II, blz. 421.
geen regt hebben kinderen te houden: zie Idee 213, VW II, blz. 423.
Een kapel zweefde hoog: zie Idee 261, VW II, blz. 463.
H: Jacques Hotz.
In dien hoogen zin is genot deugd: vgl. Minnebrieven, VW II, 48.
Wpark: Willemspark, het huis van Jan Douwes Dekker; bij hun plotseling vertrek naar Java in oktober 1862, hadden zij de gehele inboedel verkocht.
Jufvr. S: juffrouw Schepel, Mimi.
Franciska: de bij de familie Hotz inwonende zuster van mevrouw Hotz.
Capua: buitenstad van het klassieke Rome, aan het einde van de Via Appia.
Constantyn: de romeinse keizer Constantijn de Grote (280-377) die in 312 vóor de slag tegen Maxentius een visioen van het kruis had en na zijn zege in 313 het christendom als erkende godsdienst toeliet.
Vrydag avend
lieve Mimi, ik ben heel belangstellend wat van je te hooren. Gister heb je myn pakketje gekregen dat ik al Dingsdag aan Marie gaf. Ik ben verlangend je stemming te weten, en of je goed vindt dat ik zoo ronduit myn stemming heb lucht gegeven. Ja. Leugen (of halve leugen) is nooit goed. Toen ik je schreef, was ik van plan te onderzoeken wat wy doen moeten. Dat wil ik nog, maar om me daarin te helpen, wacht ik uw schryven, dat ik zeker morgen kryg. Je kunt je niet voorstellen hoe ik daarnaar verlang. Ik zou 't in 'n ander misschien kinderachtig vinden, maar waar is het. Geheel verklaren kan ik 't niet, maar er is een charme in je heele wezen, in je brieven en persoonlyk, die my innig stemt. Jy maakt dat ik lust heb om goed te wezen, zelfs goedig, en dat is prettig.
Ik heb de laaste dagen (zooals trouwens altyd) weêr veel aandoeningen gehad, zóó bont dat men 't geforceerd vinden zou in een roman, en als 't verzonnen was, zou men den schryver beschuldigen van jacht op effect. Zonder nu juist alles lankdradig te vertellen, heb ik er toch pret in je daarvan wat meêtedeelen, dan leef je wat met my meê. (Jy moet dat ook doen, wil je? En, beste meid, denk niet dat uw leven minder belangryk is dan 't myne. Het minst-belangryke in den mensch, zyn z'n lotgevallen. Zy schynen maar wat belangryker, omdat ze wat makkelyker onder woorden zyn te brengen. A,B.C of D moet hangen. (dat 's een lotgeval!) De strop breekt (belangryk lotgeval!) De beul krygt meêly, en biedt zich aan als remplaçant (heel vreemd lotgeval!) A,B.C of D trouwt met de wede van den beul (gek lotgeval!) De wede zet de affaire voort met behulp van den nieuwen echtgenoot (aaneenschakeling van lotgevallen!) De kinderen - genoeg!
Lieve Mimi, één blaadje uit je hart is belangryker dan 1000 blaadjes uit 'n gemaakt boek.
Goed, zeg je, maar die lotgevallen veroorzaken aandoeningen. Ja. Maar ze zyn 1o niet onmisbaar daartoe & 2o 't zyn de fynste aandoe-ningen niet, die scherp geteekende omstandigheden noodig hebben om geboren te worden. Myn liefde voor U is belangryker dan die heele hanghistorie, of iets dergelyks. -
Toch vertel ik je graag wat my gebeurt, dan kom je in my. Ik wou je in myn hart steken zooals een gierigaard een pak banknoten in z'n borstzak, en dan houdti z'n hand er op, en voelt of i 't nog wel heeft! 't beeld is niet mooi, maar 't kan me niet schelen of ik mooi schryf. OGod, de Polen zyn geslagen en Langiwicz is niet dood! foei -
‘Jy ook niet,’ zalje zeggen. Dat is zoo, maar ik heb niemand daarheen gezonden! Want, Daarover dacht ik. Ik heb op 't punt gestaan 't Gronings Garibaldikomitte dat me uitnoodigde het presidium van een meeting op my te nemen, te antwoorden: ‘Goed! Ik neem aan, en heb de keus van plaats en tyd, niet waar?’
Welnu: plaats - station Arnhem. tyd: binnen 8 dagen. Ieder brengt meê wat i heeft aan geld, en te gelde gemaakt goed, aan energie en wat er by hoort, en vooruit naar Krakau. Wie me lief heeft, volgt my!’
Met dat idee was ik den laasten tyd bezig. Voor C2 14 dagen (Je kunt er tine's brieven over nazien) besloot ik neen! De kans op slagen was te gering voor de zekerheid van myn dood. Ik zou my geschaamd hebben te leven na 'n échec. Dat wist Everdine. Daarop doelt haar gezegde: de sacrifice aan ons is àl te groot. Ik voelde namelijk dat ik haar niet alleen mogt laten ten behoeve van zoo'n slechte zaak. (Slecht in den zin van succes) ‘Wat doe je in Polen? vraag je. Lieve, - schryven, redeneren, betoogen in Holland helpt niets. Er zal moeten gehandeld worden, grof, ruw, voelbaar. Daarvoor moet ik me coûte que coûte tot held maken. Naar Italie kon ik niet toen 't tyd was. Ik had geen geld voor de reis, en 't lag niet in myn plan om daar aantekomen als een vagabond, of iemand die de vryheid liefheeft om een plaatsje aan de gamelle. Als vandaag of morgen (wat ik niet geloof) in Italie wat gebeurt, ga ik, en neem sommigen meê. Maar heel lang moet 't niet meer duren, want dan kan ik weêr niet. Nu kan ik me nog equiperen en over drie maanden niet meer. Ik heb noch met Polen noch met Italie te maken. Ik wensch Italie, en wenste Polen te gebruiken, om held te worden of zoo iets.
't Zal me makkelyker vallen dan schryvery voor vreemde menschen die my huren voor 1/280 Cent pr bladzy, pr dag, - en daarvoor 't regt koopen te zeggen dat het beroerd is wat ik schryf - of erger nog dat het zoo ‘byzonder mooi’ is, en dat ik zoo'n slecht mensch ben. Onlangs zei me een dominé (Roorda v. Eisinga uit Zeeland) dati den M.H. met zooveel genoegen had gelezen. ‘Dan benje een ellendige kerel, zei ik.’ En daar blyf ik by, schoon ik in een kwade bui was toen ik 't zei. -
Nu, 't spyt me van de Polen. Dat was een tussen vertelsel, maar misschien hoort het wel een beetje by 't relaas dat ik je toedacht - (doen m'n brieven je pleizier, Mimi?) -
Myn laaste dagen waren hoofdzakelyk gevuld met U. Buitendien had ik allerlei. Mina, de tokohoudster tot herstel van eer. Myn nichtje die absoluut haar huis uit wil. Ze wordt plat geknepen tusschen God en 't huishouden. Haar broêrtje Theodoor, een lieve jongen van 15 jaar dien ik mondig heb verklaard. Hy was eerst ter verbetering naar Indie gezonden (één reis) en nu naar een kostschool. (Beide kinderen hooren my. Dat nichje is die ik bedoelde in de Ideen waar ik zei (háár woorden) ‘Vader, als we daarmeê waren begonnen vóór Anna gek werd!’ (Letterlyk) Zy is trouw flink en dapper. Theo ook. Zy waren meêgegaan naar Polen. Hun vader is een ellendeling die heel fatsoenlyk z'n kinderen verwaarloost. Hij heeft den geest van Cappadose (z'n zwager) maar niet diens overtuiging. Hy schippert met z'n eigen god, en zou de genade opgeven voor warme pantoffels en gemak. Ik heb hem nu voor 1½ jaar ronduit geschreven dat hy met z'n twee jongste kinderen niets meer te maken had. Heel bar, maar 't moest, geloof me. 'K had lang geprobeerd met zachtheid.
Vervolgens veel indise correspondentie. De geest is daar ontevreden, maar 't is myn geest niet. Ieder klaagt voor zich. Ziehier: ‘Is dàt nu geen beroerde boêl - die of die heeft meer tractement dan ik, &c. Bah!
Dan correspondentie met het buitenland. Er is kwestie dat ik te Parys zou gaan wonen, daar schryven &c. Maar ik heb er tegen: 1o verveelt my 't schryven, en 2o heb ik geen regt in 't frans fouten te maken. Als ik m'n fouten kwyt ben, blyft me niets over.
Dan de lieve brieven van Tine, die je kent. Die stemmen my altyd prettig. 't Is altyd de fotographie van een warm nestje, en als 't by my wat stormt, is 't my zoo pleizierig te zien dat zy ons tehuis weet te beschutten tegen den wind van buiten. Net 'n lieve trouwe klokhen. (Je krygt de portretjes - och, maar ik vind haar op die portr. zoo leelyk, en anders is zy toch zoo niet. altans ik zie in haar gelaat altyd haar lief gemoed. Maar je krygt alle drie.) Dan de brieven van Charlotte, - enthousiaste, - te - maar... opregt! dat is zoo! Zy is trouw. Dan myn verkeer met Marie, die beste solide meid, - en een heele boêl meer, o een heele boêl dat ik oversla, want het is al te bont. (Een kandidaat tot de H (zegge H:) dienst, die my hulp vraagt in kerkelyke twisten! Hoe vindje! Een Vader die myn hulp inroept tegen iemand die zyn dochter wil verleiden!! (Een vader! O, duurte der molensteenen!) Vraag maar aan Marie. Ja, by H. weten ze 't ook, natuurlyk zonder naam, maar ik vind zoo iets een aardige bydrage tot m'n sustenu dat veel ouders geen regt hebben kinderen te houden.
En ik heb nog meer, nog veel meer. Myn kamertje is een ware kaleidoscoop - neen dat deugt niet. Kal.dsp = schoonbeeldkyker - en vaak zie ik veel leelyks - maar interessant is het.
En, pour la bonne bouche, ziehier. Ik was in aanraking gekomen met die dame die je weet. Ik meende dat ze kwaad op my was. Ik had haar namelyk geschreven dat ik niet hield van omslag, wel met haar wilde te doen hebben, maar heel sans gêne, dat titels my verveelden, dat ik geen brief overschreef om om vlekken of doorhalingen &c. ook dat ik geen presenten wilde hebben, en nog een en ander (beste meid, spreek geen woord hierover, Marie weet het, nagenoeg altans, maar zy hoort tot my, tot myn legioen, denk daarom. Wat daartoe niet hoort is, in zekeren zin, vreemd, al waren 't ook de liefste menschen. O, dat smartte my juist zoo, dat ik U moest uitsluiten. Ik zei 't nog aan Marie toen ik haar iets vertelde van die Dame. -
't is mal dat ik niet schryf Koningin, want die (heel oppervlakkige) relatie is niet zoo delicaat als dit heele briefje aan jou. Als er dus gevaar is van verloren gaan is haar naam 't ergste niet. 't Zou haar overigens alleen deren in haar officiele positie (de vrouw heeft er niets meê te maken) en U als meisje - dat staat hooger. Hoe dit zy, wees er heel gesloten over. -
Welnu ik dacht dat ze kwaad op me was, om m'n toon, die 'k toch niet veranderen zou om haar kwaadheid. Wel nam ik me voor, haar niet meer te schryven voor zy my duidelyk, heel duidelyk toonde dat zy genoegen nam met myn independentie. En dat zeg ik in zooverre nòg, tenzy ik reden heb tot de gissing dat zy niet kan. Ze is gebondener dan iemand, en slavin harer hoogheid. Als 't dàt is, heb ik medelyden met haar, wat ik haar ook geschreven heb. Welnu, gister avend in de opera - (God bewaar me, wat 'n opera!) groette zy my vry gedistingeerd, eigenlyk als iemand die wat zeggen wilde, by 't weggaan. Bovendien had ik gemerkt -- och, dat doet er nu niet toe. Als ze lafhartig is, wil ik niet met haar te doen hebben, maar anders wel. Dat zal blyken. Zie je, er is hier geen piéteit in 't spel, de zaak is de vrees zich als Kon.n te compromitteren met iemand die politisch verdoemd is. 't Is geen dameszaak, 't is een diplom: dienst- of hofzaak - en daar geeft ik de drommel van.
Nu, ze groette my, en toen ik tuis kwam vond ik een brief - van haar? vraag je. God neen, van een schuldeiser die my dreigde my geen uur rust te gunnen, myn beste Tine 't leven lastig te maken, alle mensen te waarschuwen dat ik zoo'n slechte betaler was, te maken dat myn koffer nergens in veiligheid was, enz, enz. Dat lykt weinig op 'n groet van de Koningin! Heb je ooit zoo'n bontheid gezien! Dat noem ik humor van 't lot. Ik had wel lust gehad dien brief aan haar te zenden als een curiositeit, maar 't mens zou gedacht hebben dat ik haar om geld vroeg.
(bekommer je niet over die schuld. Van morgen toen Marie by me was - laat je door haar dat bezoek eens vertellen, en vraag haar naar de tableau wan: natte verzen in de parapluie 't was aardig! - nu, toen Marie by my was verwachtte ik executie van m'n koffer! Ik had m'n papieren in veiligheid gebragt, uw brieven Mimi! en wachtte gerust af wat komen zou. Van avend schryft hy my op een toon of hy spyt heeft, hy zegt dat ik zoo'n opregt mens ben. Dat 's waar. Maar z'n brieven zitten vol zand, en dat is my vreesselyk. Ik ben in die dingen als Adrienne Cardoville, herbergmanieren maken my misselyk en vuile handen kan ik niet verdragen. Dat ik die schuld niet betaal, is omdat ze te groot is, en als ik hem wat op afrekening geef, wat ik nu wel doen kòn, dan denkt hy dat zyn insolente brieven effect hebben gedaan, en ik kryg ze voortaan alle weken.)
Verdriet heb ik er over gehad, dat is zoo, maar eigenlyk trof my 't koddige van den zamenloop. God bewaar me dat ik myn indrukken over de verhouding tot de. Koningin zou stellen boven myn innig gevoel voor U - maar de tegenstelling is zoo gek uit een maatschappelyk oogpunt.
‘Een kapel zweefde hoog, hoog in de lucht - neen, zóó is het niet! Dat doe ik met U Mimi, en van die hoogte is geen afdalen mogelyk. Neen, dat is het niet, de poesie kan niet ondergaan. De kapel zat op 'n toren, op de staart van den haan, wel hoog, maar niet poëtiek hoog - en toen werd ze vertrapt door 'n ezel. Daarin zit het komieke, - anders ware 't treurig. In myn zorgen van dien aard bestaat geen tegenstelling tegen myn verhouding met U. Integendeel. Uwe liefde hoort by myne armoede.
tegen tegen tegen wat 'n leelyke styl 't kan me niet schelen, maar leelyk is het of lélyk, 'k weet waarlyk niet. -
Och beste meid, ik verlang zoo naar je brief. Ik denk morgen ¼ voor twee, maar ik hoop vroeger, schoon als 't later komt zal ik denken: meer. 't Is zonderling, ik heb zoo'n lust je te schryven, alsof ik voel dat ik je weldra niet meer schryven zal. Welnu, al beslissen wy te breken, 't zal me smarten, maar toch zegen ik de laaste dagen die ons zoo na aan elkaer hebben gebragt. O, zeg toch uitdrukkelyk of je met my meevoelt in onze verhouding - zoo innig als het kan, zonder schande voor U, noch verdriet voor je ouders, maar buiten dat, zoo innig als 't maar kan, Mimi! -
Hoe we 't moeten regelen, weet ik nog niet, ik wacht je brief. Veel zal afhangen van uwe verpligtingen. Na alles wat je my schreef en zeide over je ouders, mag je hun geen verdriet doen, dat is zoo - ik vrees dat het weêr zal moeten! 't is my vreesselyk. Je weet niet hoe ik aan je hecht. Ik ben er verdrietig over. Keur je 't niet in my af? Oordeel eens of je een derde was.
Goed, goed, als 't moet, zullen wy. Ik vrees dat het moet! Jy moet beslissen. Jy alleen kunt de regten uwer ouders beoordeelen, voelen. 't Hart is alles. Als uw hart je veroordeelt, màg 't niet. O meen nooit dat ik tegen je pligt ben. Zou ik niet beschaamd wezen als jy ondankbaar was, of ligtzinnig? -
Toen ik dit briefje begon, zette ik de scheiding uit m'n hoofd, nu komt het weêr als een spook my storen. Ik had my willen dwingen die noodzakelykheid te vergeten tot ik je brief had, die 'k morgen wacht.
Geef my goed je heele gemoed - dat hoort my, Mimi!
Zondag middag ben ik in Haarlem by myn koffer. Daar zal ik nazien of ik 't brief je van Maintz nog heb. O, zeker zal ik 't je geven nu je 'r naar vraagt. Ik weet nog precies myn stemming - Had ik toen maar geweten dat je er eens naar vragen zou, met liefde - en dat myn bitterheid een verleden contrast wezen zou.
Ook kreeg ik je brief die my verdrietig maakte - niet boos, want je deedt je pligt - veel te laat. Hy was gezonden Hotel de Hollande en ik was in d'Angleterre. Ik reisde elken dag naar Homburg, Wiesbaden, Frankfort &c, - en kwam elken avend te Maintz terug om je brief dien ik al wachtte toen ik met regret Amstm verliet. Eindelyk bleek het dat er brieven lagen in ‘de Hollande’, Toen kreeg ik tegelyk 't berigt dat het weggeloopen meisje (een mal kind) teregt was, en uw brief. Malle histories. Och, alles was goed als ik nu maar niet vreesde voor scheiding. -
½ een, ik ga slapen, - of naar bed. Want ik slaap weinig door 't hoesten. Maar tering is 't niet. Ik ben verkouden. Ieder is verkouden. Goeden nacht, Mimi. k wou dat je voelen kon hoe ik je liefheb. O, zeg me eens waar is je kamer? Wat kykt je huis my 's avends koud en onvriendelyk aan, zoo stom en sarrend en gesloten. Dat kun jy niet helpen. Goeden nacht Mimi -
Ik vind de familie Hotz allerliefste hartelyke menschen 't Zal je pleizier doen dat ik dit vind. Maar er komt by dat ik daar U zie in myn gedachten. -
Zaterdag morgen. Er is geen brief van u. Nu moet ik uit, en van avend naar Amsterdam (één dag) maar als ik geen brief van je heb, ga ik niet. Ik moet by H. dineren, maar ik blyf niet lang van avend, om je brief dien ik wacht. K zal maar morgen naar Amstm gaan. Lieve ik verlang zoo naar je brief.
Zaterdag avend 9 uur.
Ik heb je brief! je slordigen brief, O, ik ben er zoo bly meê! Want ik was al bang of ik je te open geschreven had. Alles is nu goed tussen ons, Mimi, ik heb je oneindig lief, en ik reken op U. Ik woû dat je voelde wat ik gevoel als ik je zie - neen ik zie je eigenlyk niet. O 't is zoo gek! Toen je van middag wegging zag ik je na door 't venster steelsgewys. toen kon ik, maar als je voor of by me staat kan ik je niet aanzien uit vrees je niet te kunnen aanzien als een ander.
Och 't doet my zoo innig goed dat myn brief je geluk geeft, dat je vrolyk zyt, levenslustig. Ik vraag je, kan de rigting van hart of geest slecht zyn die dat veroorzaakt? O, in dien hoogen zin is genot deugd. Kunnen wy het helpen dat men meestal verkeerd genot voor 't ware aanziet? Myn lief de voor U is genot, en ook U maakt het gelukkig. Dit zeg je zelf. Neem de proef en stel voor dat ik U of jy my in eens afstootte, dat we deugd zochten in 't opgeven van dat genot - ik zou dat slecht vinden. Grove uitleggingen gaan noch U, noch my aan. Ik heb je innig lief, en wie 't kwalyk neemt, moet maar iets schooners iets heiligers uitdenken alsi kan. -
Ja, Tine is en engel. Haar hoofdtrek is eenvoudigheid. Zy is indedaad enthousiaste en poetiek, maar sans phrases. (zoo als jy ook) -
Ja, myn eerste brief was styf en koud - o zoo gemaakt! Lieve engel, begryp je niet wat ik gestreden heb! En weêr wil ik dat - (zamen met U) als 't wezen moet. O vrees niets, ik zal zorgen dat wy goed blyven, 't kan niet anders. Ik meen niet dat jy zelve niet in staat bent goed te zyn, maar zamen is liefelyker.
Waarom tutoyeer je my niet? Hoe kun je zoo raide wezen. Dat komt van myn vervloekte boekenschryven, dat geeft iets professoraals. Ik lyk meer op 'n kind dan op 'n professer. O beschouw my toch als je naaste! Zoo eigen als maar kan, zonder schande voor U, dat is: voor my. Ik ben zoo bly met je négligé brief, juist négligé! En je voelt je gelukkig in myn liefde, o dat is heerlyk.
Wat ik geleden heb gedurende onze scheiding kan ik niet zeggen. Ik had dat kanapétje willen hebben waarop je gezeten hebt in 't W park. Door allerlei triviale oorzaken is 't my ontsnapt (geldgebrek en pikanterie van m'n schoonzuster). Ik heb daarover in myn eentje zitten schreijen. Is dat nou professoraal? O wisten de mensen 't hoe heerlyk het is geen wysheid te hebben dan die van 't hart! Myn eerste brief was koud, zeg je - o god, ik heb zoo gestreden. Ik wou wyzer zyn dan myn hart! Dat was de fout. Maar brak myn gemoed niet door in den laasten regel? Stond daar niet: ik heb je lief en als 't een misdaad is in godsnaam!
Dat had jy gedaan! Dat deed uw flink, loyaal, hartelyk schryven. Je was moediger dan ik, jy een meisje! Uw openheid maakte me over myn wysheid beschaamd, - die wysheid zou ik nu voortaan slechtheid noemen naar de code van m'n hart. Als ik dan zoo vreesselyk wys was, had ik moeten beginnen - ja, hoe? ik weet niet, hoe ik begon je lief te hebben. Nog voel ik den indruk van 't gele couvertje van je eersten brief, nog voor ik je opriep. En toen je tweede, toen geteekend, die met ‘en’ begon. Niets, niets van je is voor my verloren gegaan. -
Doe met schryven aan Tine zoo als je wilt. vandaag schreef ik haar: ‘ik vind dat Eudi wel een langer brief had kunnen maken, maar forceer hem niet, zeg als hy lust heeft, graag, maar niet gedwongen. Hy moet me in z'n gedachte niet tot 'n spook maken dat taak vraagt.’ Dus, lieve gy vooral niet, noch jegens tine, noch jegens my nooit taak, hoor! Als ik eens een brief van je kreeg: ik heb je lief, maar geen lust in schryven’ zou ik zeer tevreden wezen. Toch ontvang ik graag je gemoed (dat myn eigendom is) ook ik geef jou wat ik kan, dat zie je. Ik heb puur een dievengevoel als ik wat voor je achterhoud. Dat had ik ook in den bitteren tyd onzer scheiding. Marie kan 't getuigen, en nog weet zy niet hoe erg dat gevoel was. Ik zweeg het vaak uit delicatesse voor haar. Zoo is liefde, geven en ontvangen. Maar meen niet dat ik geef, niet dat ik de man ben. O, dat is zoo schoon in de zedelyke wereld. By juiste harmonie is het geven en ontvangen wederkeerig. -
Je bent niet geestig zeg je - Goddank! Je hebt hart. Mimi. Zeg eens neen als je durft. Als ik in Haarlem kom, ga ik me opsluiten om al je brieven natelezen, ook die waarin je in cyfers je zelve beschryft. Och, ik heb je wat geks te vragen - Zeg me eens of je mooi bent? Of als je 't niet weet, of je er voor doorgaat? Ik wou eens weten of de indruk die je op my maakt, wat nu alleen je uiterlyk aangaat, geheel alleen in my ligt? Als ik je zie ben ik geelectriseerd, zoo dat ik beschaamd zou wezen 't aan een ander te zeggen (al mogt men 't weten) maar aan jou zal ik altyd alles zeggen wat ik voel. -
Ja, Schryf my goed alles. Spaar noch verhef uwe betrekkingen. Nu reeds zeg ik je dat ik gis dat wy uw ouders geen verdriet mogen doen, ik zoek dus geen pretexten om 't wèl te doen, maar toch woû ik graag alles weten. Ik geloof dat je papa meer wordt geregeerd door de vrees voor de mensen (positie, fatsoen) dan door liefde voor u. Zeg ronduit of ik regt heb. Maar hoe 't zy, zyn regten (en die uwer moeder die zwak is bovendien!) zullen een warm verdediger in my vinden. -
Wat is je brief vrolyk, Mimi, juist! Kon dat wezen als we verkeerd hadden gedaan? Ook ik ben vrolyk als ik aan U denk. -
By Hotz werd van middag over je gesproken. Ik begon, 't Was me of 't niet spreken over U my drukte, en iets geheimzinnigs gaf. ‘Is Jufvr. S. al vroeg gekomen? vraagde ik. ‘Ja - zoo of zoo laat. 't is een lief meisje.’ Ik. Ja, en ze maakt zoo'n aangenamen indruk, zoo fris en rein -
Meer heb ik niet gezegd, en dàt zei ik met moeite. 't Was me zoo gek over je te spreken met onverschilligheid. -
Ik moet goed nadenken over je toekomst die my aangaat! toch is er waarheid in dat briefje dat je koud vond. Je mag niet verdorren. Ik moet zorgen dat je 't oogenblik zegent toen je my je eersten, en vooral je laasten en voorlaasten brief schreef. Hoe, wat - ik weet nog niet. Ik heb je lief, en voel almagt in myn hart. Zal je goed op my rekenen in alle omstandigheden van 't leven? Zalje altyd spreken als regthebbende? Ik op jou zeker -
Als je nog lust krygt aan tine te schryven, schryf er dan flink dat je my liefhebt, en ik U. Schryf er desnoods dat alleen, en geef haar een groetje en vraag 't weêrom. Je hoeft volstrekt niet, gut neen, maar ik heb pleizier je dat te zeggen om je myn openheid te toonen jegens haar. Ook daarom is 't goed dat je wat negligé brieven van haar las, dan voel je zoo datje op een eenvoudig edel terrein bent. Daarop ben je thuis. Zie je wel dat Everdine nergens geestig is - maar poëtiek wel! Dat duitse versje in den M.H. heb ik niet gemaakt - 't is een brief van haar, door my vertaald in jamben, en edu (die volstrekt geen knap kind is) had de stof geleverd. -
Vraag Marie wat ik haar vandaag over Jufvr: Beyer schreef. Dat meen ik. Ja, natuurlyk. -
Als je weer uwt of uut, zal ik je schryven: geachte jufvrouw’, ga nu je gang. Ja, ja dat kryg je, m'n eerste brief zal beginnen met zoo iets, dat zal je geweten ontwaken over je vormelykheid. Och ik heb je zoo lief Mimi, myn lief, rein kind. -
Ik heb er wee van Marie zoo'n dikken brief te geven. Ik stel haar zeer hoog, - ik gis dat ik haar beter ken dan gy (meisjes onder elkaêr zyn niet zoo open) Welnu, ik acht haar zeer hoog. Zy is flink, en zeer consequent in haar meeningen. Vooral is zij innig goed. -
Hoe intiem ben je met Mevr. H.? Ik vind haar lief en hartelyk, maar ken haar nog niet. Dat is een raar ding. Liefde springt alles voorby maar zonder liefde heb ik veel opmerking noodig, en oordeel langzaam.
Komiek toch. Hoe weet ik dat jy trouw en edel bent? Ik stel met genoegen, op jou woord myn leven tegen de heele wereld. O die wysheid van 't hart!
En jy lieve, hoe kon je weten dat ik niet zoo'n byzonder slecht mens was die mooi schreef! Ga je gemoed eens na, wanneer heb je my lief gekregen? -
Ik wacht op je volgenden (langen!) brief voor ik dezen zend, - eigenlyk om Marie. Ze is te goed om 'r te kwetsen. Zy zegt het kwetst haar niet, maar ik mag haar niet krenken. Ik weet dat ze van my houdt, en haar schryf ik of niet, of korte briefjes. 't Was treffend zoo bly als ze was wanneer ze U gesproken had, en my wat van U zeggen kon. Dit was van Zaterdag avend Zondag ben ik naar Amstm geweest.
Nu: Dingsdag morgen.
Gister is Marie by me geweest. ik heb haar dezen niet gegeven, omdat ik uw brief wacht, en haar niet noodeloos een dik pakketje meêgeef. Ik ben 'n beetje teleurgesteld dat ik geen brief vond gister avend toen ik thuis kwam van H. 'k heb daar geschaakt met Mevr: en Franciska. Wat 'n lieve hartelyke mensen. Ik dank je wel dat je my daar gebragt hebt.
Toch is myn verkeer daar aan huis niet goed. Ik ben er te wèl en uit me te veel. Dat maakt den geest te - hoe zal 'k zeggen - te uitgespannen. Ik moet peinzen en my opsluiten. 't Is me een Capua. t'huis ook. Het praten met tine en de kinderen maakt me leêg. En ik mag niet leêg zyn, want ik heb veel te doen. -
Komiek, als je de brieven zag die ik kryg. Vandaag een pak van allerlei soort. Ik zou pret hebben je alles te laten zien: een kykje in de wereld. Ik word een reservoir van aandoeningen en schyn 'n winkel te houden van troost. Maar dikwyls helaas ben ik uitverkocht, en geef (als Mina in 't Ham.slop) garen voor Sajet, of 'n ulevel voor 'n bezem. -
Als je die kleine jufvr. Beyer kent en ontmoet, behandel haar dan niet te léger. Zy is beter dan haar toon. 'K heb daar een bewys van. - Ik heb naar huis geschreven dat ik je weerom heb. Tine (en ook Charl.) weten wat ik er onder leed. Tine schryft er niets over, dat hoeft ook niet. Eigenlyk hoefde zy nooit iets anders te schryven dan 't dagelykse (al 't andere weet ik van haar. Charl: noemt je naam op bygaand strookje. Ik zend je dat, niet omdat je haar suffrage nodig hebt, maar om je te doen zien dat in myn kring - haast had ik gezegd: ryk - geen jaloezie heerst. Zy weet hoe lief ik je heb. -
Er is iets vreemds in myn bestaan dat ikzelf niet verklaren kan. Dat is een fout die my verdrietig maakt, wyl 't my doet vreezen beneden myn roeping te staan. Ik ben vandaag neêrgeslagen en voel my ‘gewoon’ wat het ergste is dat me overkomen kan. Och, kwam je brief maar!
Gister avend sprak ik den heer Burlage je oom. Hy zat in de koffykamer digt by 't buffet waar de briefbesteller z'n brieven afgeeft. Daar ik gedurig aan je dacht en aan den verwachten brief, kwam me in eens in den zin dat het zoo gevaarlyk is, uw hand op 't adres. Daarom hierby wat couvertjes - Ik schryf ze allen ongelyk - expres.
't gaf me een bedroefd gevoel by 't schryven van die adressen te denken of je ze wel gebruiken zou. [*] De drie voorgaande zinnen, vanaf ‘Daarom’, zijn doorgehaald. (G.S.)
Hierby 't briefje dat ik (na 't portretje) aan je schreef, maar niet verzond. Zie eens hoe verdrietig. Dat van Maintz heb ik nog niet. Ik was niet in Haarlem. Naar Amstm gaande, kon ik niet, en terug keerende had ik haast om 't idee dat ik thuis komende wat van je vinden zou. Als er maar geen brief weg is, Mimi! Dat zou vreesselyk zyn! Neen, ik denk dat je my uitvoerig schryft over je verhoudingen.
Woensdag. geen brief! lieve meid, waar wacht je op? Zou 'r een weg zyn? Dat 's erg.
Marie komt eerst morgen. Dan heb je dezen eerst overmorgen. Ik ben ongerust. Van middag kom ik by Hotz, dan hoor ik ten minste of je wel bent. Verbeelje nu eens dat je ziek was, en ik kon niet by je komen.
Om te beoordeelen of wy moeten afbreken, heb ik je brief noodig. Gister heb ik bezoek gehad van die kleine Jufvr Beyer. Beoordeelen kan ik haar nog niet, maar wel geloof ik dat zy studie waard is. Nog weet ik niet of ze 'n meisje is, of 'n mensch, of (wat behooren zou) 't een in 't ander. Dit betwyfel ik voorloopig. De harmonie in die verhouding is myn ideaal van volmaaktheid - en de algemeene disharmonie daarin, houd ik voor de oorzaak van veel verkeerds.
Als beeld, zoo: (alle vergel: gaan mank, soit!) Mensch zyn zal ik noemen: de algemeene hoedanigheid der voorwerpen byv: yzer. (Je ziet dat ik de fabr. van Hotz frequenteer).
Meisje, man, vrouw, kind zyn, stel ik gelyk aan den oogenblikkelyken toestand van die stof (de vorm) byv. een kram, een haak een spyker.
Goed yzer kan dan alleen nut doen door z'n goede hoedanigheid als het in den vorm is gebragt die beantwoordt aan het doel. Maar vorm zonder goed gehalte is ook niets waard.
De algemeene hoedanigheid gaat echter vóór. Een verkeerd gevormde kram van goed yzer kan omgesmeed worden. Een goed gevormde kram van slecht yzer is èn onbruikbaar als kram, èn als bestanddeel van wat anders.
Een goed mens die in zekeren toestand niet beantwoordt aan z'n bestemming kàn in andere toestanden daaraan wèl beantwoorden (Een mal coquet meisje kan 'n goede moeder worden - 't is niet zeker - maar 't kàn. &c)
Werk dat wat uit in je gedachten. Ik word te lankdradig anders. - Daar komt iemand in de smedery die gelooft dat veel goed yzer verkeerd gevormd is. Die grondstof is te goed zegt hy, om zooweinig te voldoen aan wat men van goed yzer maken kan. Wat doet hy? Als i wat te zeggen heeft in de fabriek, verandert hy de verkeerde vormen. dat is (op de maatschappy toegepast) de toestanden.
De meesterknechts (ouders, regeerders &c) willen dat niet. De oude toestand was hun gemakkelyker. De verandering baart smart. Nu is de vraag of die smart eerbiedwaardig genoeg is om 't oversmelten natelaten of uittestellen.
Ik wacht je brief, en zal m'n pligt doen. -
Ik heb je heel ernstig te schryven. Aan anderen ook. Langen tyd heb ik expres gezwegen in 't publiek. Er zyn velen welker stof ik te goed reken voor den toestand. Maar 't is niet de moeite waard (uit 'n maatschappelijk oogpunt) vuur te stoken voor 't omsmeden van één kram. Van vele krammen en spykers kan welligt één bruikbare locomotief gemaakt worden, of beter nog, een yzeren brug naar wat volmaaktheid. -
Zelden of nooit werd er iets uitgevonden. De omstandigheden drongen tot toepassing van iets bekends.
Stel dat men over duizend jaar in de biografische woordenboeken van my zegt: ‘hy vond 'n nieuwe leer uit’ dan zal dat 'n leugen zyn. Als ik iets doe wat op zoo iets lykt, zal ik niets gedaan hebben dan den drang der omstandigheden volgen. Van veel kanten kryg ik smart-brieven, en vragen om wat hulp. (Verandering van toestand). Vaak gebeurt het my dat ik 't yzer niet goed genoeg keur voor de moeite van 't verwerken. (Onlangs nog schreef ik: ‘ik kan me niet bemoeijen met zulke ellendelingen als gy. Doe me pleizier en schiet je dood. Voor de eer van de familie zal ik rondvertellen dat je aan de mazelen gestorven bent.’ Ook verbied ik je te schryven over 't goede. dat compromitteert 'n ander, die 't meent &c.’)
Ik ben niets gemakkelyk in 't opnemen van sympathie. Ik heb voelhoorns, en bedrieg my zelden in de deugd van 't yzer. -
Och, 't zou my zoo vreesselyk hinderen als ik je niet kon opnemen in myn plannen, zooals ik je heb opgenomen in myn hart! Ja, 't heeft me weerhouden het legioen te regelen, die weêrzin om 't te doen zonder u. Als ik zeker ben dat je zedelyk vryheid hebt tot aansluiting, doe ik het. Waar blyft toch je brief? -
Ik moet een efficace gezag stellen tegen over de algemeene geschiedenissen van onwettig gezag. Er moet een blyde boodschap worden gebragt van vryheid in den staat, in de zeden, in de harten, in de huisgezinnen.
Die Jezus begon met visserlui! 't Is waar, zonder Constantyn hadden we nooit van hem gehoord.
En vraag je hoe zal je doen? Eilieve, als je den Montblanc wilt overtrekken, dan begin je met 'n heel eenvoudige wandeling naar de station. Ik zie dat het kan.
Hoe doe je om 'n werk te schryven van 37 deelen? Wèl, je begint met één letter!
Ja, 't kan! M'n grooste bezwaar is de smart (de onbillyke smart toch!) van de oude meesterknechts.
En ik verwyt my dat bezwaar! 't is als van iemand die de stoomkracht ontdekte, en die de toepassing uitstelde uit meêly met de trekschuiten.
Vaak zeg ik als Hamlet: scheer my 't hoofd kaal, spuw me in 't gezigt, stop me in een - klooster... ik heb nog niets gedaan - Am I a coward? 't Is zoo'n stemming, die me een paar zydjes geleden deed schryven: ik begryp myzelf niet’. O, die vervloekte stryd tegen m'n eigen zachtheid. Doet de natuur dat? Zy gaat flink haar weg, en verplet wat tegenstreeft. Mag ik myn ploeg terughouden omdat 'r welligt hier en daar een worm wordt doorsneden? Is 't geen lafheid? En is 't billyk dat ik my zelf niet sparende, sentimenteel ben voor anderen? 't is 'n vervloekt werk!
Ik geloof dat myn zachtheid misdadig is. -
Lieve beste engel schryf me toch.
Ken je Mirabeau? Ik lyk iets op hem, maar meer nog op Hamlet met z'n eeuwig talmen. Hy woû z'n moeder sparen - ik vele moeders. Hy had last van 't gewawel van Polonius, ik heb er hier in Holland 72 op 't binnenhof. Hem hield men voor onwys, my ook. Hy was driftig, poëtiek, wysgeerig, zacht en ruw (zie de scene met Ophelia!) ik ook. Hy had haar lief, ik U. Hy stootte haar van zich af - o god dat zou ik niet kunnen. Waarom liet Shakesp. hem dat doen?
Ja, ja ik weet het wel. S. was een reus in menschkunde. Gooit men niet een bloemruiker weg als men ten stryde trekt? Maakt niet liefelykheid het hart week? Zeker, zeker hy moest Ophelia wegstoten zoo dat zy gek werd van smart en gemeene liedjes zong, zy 't reine meisje! Erger krankzinnigheid ken ik niet - Vuile woorden op reine lippen.
Zie, ik die gesleept ben door den modder der wereld, ik die - ja, ik wil niet al de onreinheid noemen die my omgaf in 't leven, - ik heb nooit een vuil woord gezegd! Dit komt me in den zin onder 't schryven. Nooit heb ik daaraan gedacht, maar waar is het!
En dan Ophelia! Dat is krankzinnigheid!
En waarom liet S. haar zóó onwys zyn? Om haar smart te teekenen. En waarom die smart zoo groot, zoo eindeloos groot? Die smart gaf den maat aan van hare liefde, en van Hamlets liefde. Hunne zielen zongen uit één toon. Een gemeen liedje in háár mond was de zelfde dissonant als in zyn mond: ga in een klooster! Weg met jou - voort! O god, Mimi wat ligt er een smart in 't begrypen van den Hamlet! 't Spyt me dat hy er is. Ik zou hem schryven, als ik 't niet liet om dat vervloekte corrigeren van drukproeven -
Dag lief, rein kind - ik houd wat op met schryven aan je. 't irriteert me, dat zie je wel. Ik heb vandaag iets dols in my. Net 'n gevoel om by je te gaan en je meêtenemen. Ik ga wandelen in 't bosch. Ja dat is goed.
Dag myn kind myn lieve ophelia - Kun je wys worden uit m'n brieven? Uit de stemmingen, meen ik?
Opgeven doe ik u niet, nooit! Schryf me dat ook.
Woensdag nacht na je pakket
Ik ben laat van Hotz gekomen. Ik wist niet wat my wachtte. Ik heb gelezen tot nu toe, 2 uur, en ben erg aangedaan.
Schryven nu, kan ik niet. Ik dank je Mimi. O god, wat 'n hart! Ik begryp myn gevoel niet. toch is er smart in. 't is of ik bang ben voor de hevigheid myner aandoeningen. Myn liefde was niets, ik moet voor uw hart zorgen. Morgen zal ik kalm wezen. -
Myn pligt zal ik doen al zou ik bezwyken. O Mimi, wat ben je heerlyk sterk, juist in die verheven opregtheid. Je zou my goed maken. Wèl geef je je gemoed! Ik kan niet schryven. O, als ik dat geweten had toen ik van avend lachte en praatte als een kind - dat my dàt wachtte! Want je dagboek en je brief stemt me ernstig. Ik zou willen sterven om de keus te myden tussen afstand en, ik weet niet wat ik schryf. Ik voel iets als heiligheid door uw schryven. Neen je kunt niet weten hoe me dat aangrypt. Ik zou 'n nieuw leven willen beginnen voor U. Neen zeker, je bent niet geestig. O God, wat 'n prachtig hart! Ik kan je niet zeggen hoe ik voor je voel. Ik wou wel sterven van nacht, om te scheiden met dien indruk. Wat er gebeurt, ik zal je waard zyn, ja, dat wil ik. Och dat ik van nacht nog tine kon spreken! Zy zou my goed begrypen. Zy zou my goed begrypen. ik wou dat ik dood was. la joie fait peur, neen, 't is geen joie. Ik ben ontsteld, er is verleden een man gek geworden omdat hy geld had gewonnen. Zoo is 't ook niet. Neen, 't is omdat ik vrees dat ik je zal moeten opgeven om je moeder. Morgen zal ik denken. Nu kan ik niet. Er is iets vreemds in dezen dag.
Donderdag morgen
Straks komt Marie. Ik had je geschreven van vrydag avend tot gister middag toe. Dat kryg je maar nu kan ik niet anders dan je zeggen dat ik je pakket heb. Nu kan ik je niet schryven. Bedenk dat je een sluitteeken vraagt. Dat zal ik al zou myn hart breken, maar daartoe moet ik myn geestkracht verzamelen. Schryf my niet. Je hebt genoeg gedaan. 't is myn beurt. maar ik beken dat ik zwak ben. De laaste brief zal van my wezen. Ik weet niet wat zwaarder is 't laast schryven, of 't eerst niet-antwoorden. Ik ben bedroefd en bly alles te gelyk.
Geef me wat tyd om je te schryven.
O, een ding nog - antwoord daarop mondeling als je wilt, door Marie. Mag ik je boekjes bewaren? Verbranden kan ik ze niet. Dat kan ik niet. Als je niet wilt dat ik ze houd dan zend ik ze je terug.
Ik ben moê van aandoeningen. Ik dank je voor je heerlyk hart. Ik heb wat tyd noodig. Ik wil je liefhebben als nooit iemand verzinnen kon hooger heiliger reiner - maar gloeiend, Mimi.
Ik zal naar huis gaan, dat doe 'k altyd als ik geschokt ben. O dat sluitteeken. Je hebt gelyk ik eerbiedig je uitspraak, ik voel dat je goed handelt. Ik wil niet minder wezen.
Neen, je bent niet half. Je -
ik kan nu niet schryven. Ik ben vreesselyk aangedaan. Wacht myn sluitteeken o god ik zal 't doen. O wat zou je vader je vereeren als hy alles wist!
Geef je mama een kus, en ook je vader, ik weet niet waarom ik dit zeg, maar ik voel het zoo.
Wat is dat schryven ellendig. Toch zou ik je nu niet willen spreken. Alleen niet!
Wacht myn brief, myn sluitteeken. Nu heb ik geen woorden voor m'n gevoel. 'k woû dat ik nog eens leven kon. -
Mimi, ik zal je je pligt makkelyk maken - dat heb je aan me verdiend O god vrywilligers voor een heldendaad een sluitteeken. Ja. -
Vandaag geen woord meer, maar doen zal ik het.