Multatuli.online

Lijst van brieven op datum

28 september 1860

van

Multatuli

aan

Tine Douwes Dekker-van Wijnbergen (bio)

 

Volledige Werken. Deel 10. Brieven en dokumenten uit de jaren 1858-1862 (1960)

terug naar lijst

* 28 september 1860

Brief van Multatuli aan Tine. (Brieven IV, blz. 154; Brieven WB IV, blz. 120)

Jan Douwes Dekker had een huis gekocht aan de Sophialaan in het Willemspark te 's-Gravenhage.

Het bedoelde artikel in de Tielsche Courant is door Multatuli overgenomen in zijn Minnebrieven. Zie Volledige werken II, blz. 94-100. De authentieke tekst is niet teruggevonden.

Vrijdag avond

Lieve beste! Ik heb uw brief van 26 Sept. Uw angst over het wegraken van de portretten zal nu wel voorbij wezen. Ik ben maar half tevreden met die speculatie, want eene speculatie was het. Nijgh in Rm schrijft schoorvoetende dat hij anders zich met portretten niet ophoudt, maar dat hij om mij te pleizieren wel proberen wil ze aan den man te brengen tegen f 1 't stuk. Dat valt mij tegen. Ook Thieme te Arnhem zeide iets dergelijks. Hij wil wel, maar schoorvoetende. Ik weet nu nog niet hoe ik daarmee doen zal. Er is nog iets bij, het portret is veel te mooi en te jong. Nu heeft het net den schijn of ik mij daarin flatteren wil. En ik zelf vind ook dat het eigenlijk niet lijkt. De uitdrukking kan ik niet beoordeelen, maar ik vind mij wel 15 jaar ouder dan ik op de lithographie lijk. Nu had ik nog een idee. Om namelijk een tweede te laten maken van Sjaalman en dan die beide portretten in den handel te brengen als een stel, om dan juist te treffen door het onderscheid tusschen Havelaar en Sjaalman. Ik had daarop veel moed, maar daar Nijgh en Thieme zonder van elkaer te weten zoo zeggen dat zoo iets zelden reusseert, maakt mij dit een beetje bang. Ik weet nog niet hoe ik doen moet. Ook zegt Thieme dat fr 600 zeer veel geld is. Hoeveel kwam er nog bij, of is 't bij die fr. gebleven? Je schreeft eens dat er nog wat moest betaald worden voor den steen, geloof ik.

Lees je nog altijd het Handelsblad? Dan moet je nazien de zitting 2de kamer. Lees de heele zitting van dingsdag. Je zult zien dat de Max behandeld is geworden. Van Hoevell zegt dat ik zelf den heer Mijer wel zal antwoorden als ik dat goed vind. Voor ik daartoe besluit moet ik eerst het officieele verslag van de zitting hebben.

Het is wel verdrietig dat gij bij den heer v. Vloten niet geslaagd zijt. Ik begrijp volkomen dat het uw schuld niet is. Zulke dingen voelt men. Ik weet niet of gij na 't ontvangen van mijn kort briefje met den telegram van Thieme op een betere manier hebt kunnen slagen, ik wenschte het wel, maar men kan zoo iets niet dwingen.

't Is een waarheid dat ik geld zou moeten hebben om in den Haag te zijn. De zaak begint eerst te spoken en ik moet er bij wezen, vooreerst om te doen wat te pas komt, en 2e om te kunnen laten wat niet te pas komt.

Daar heb je nu bijv. dit. Niet wetende of de heer v. V. zal helpen, heb ik eene leesbeurt op mij moeten nemen te Arnhem voor f 100. Ik zou dit als er hulp gekomen ware niet gedaan hebben.

Ook zou ik niet in den Tijdspiegel schrijven als 't niet ware om die ellendige f 25 per 16 bladzijden.

Als ik aan zoo iets denk, kookt het mij dadelijk tegen Jan. Die had mij voor zoo iets moeten vrijwaren. Kassian, ik hoor nu bepaald dat ze met Mei in den Haag gaan wonen, die arme menschen! Liefje, ik vind niet goed dat je aan Mary schrijft. Het zou schijnen alsof ik weer wou aanknoopen, en dat wil ik niet. Je weet niet hoe Jan mij traitert. Ik had aan de meisjes A. wat papeterie gegeven (dat hij mij in een koffijhuis verweten heeft) en kort daarop kreeg ik van Kees een briefje met verzoek aan zijne kinderen geen geschenken te geven ‘wijl ik mijn geld beter kon besteden aan mijn vrouw en kinderen’ Dat had Jan mij bezorgd. Ik noem zoo iets vervloekt laag.

De zaak staat zoo dat ik niet den minsten twijfel heb om te slagen, als ik maar van die vervloekte dagelijksche zorg bevrijd was. Zoo'n Jan die in den Haag gaat wonen. Hij kon zijn geld beter aan mij besteden. Maar dat is nu uit. Al wilde hij nu, nu ben ik er moe van. Ik zend u toch de Tielsche courant niet. Ik moet hem behouden. En ik kan niet gelooven dat zij u geen gezonden hebben op mijn verzoek. Dag kind.