Lijst van brieven op datum
4 september 1860
van
Multatuli
aan
Tine Douwes Dekker-van Wijnbergen (bio)
Volledige Werken. Deel 10. Brieven en dokumenten uit de jaren 1858-1862 (1960)
* 4 september 1860
Brief van Multatuli aan Tine. (Brieven IV, blz. 137; Brieven WB IV, blz. 109)
Kees: Multatuli's zwager Cornelis Abrahamsz, die na de dood van Multatuli's zuster hertrouwd was.
De toespeling op Ds. Hasebroek, welke in de door Mimi afgedrukte tekst niet volledig schijnt, duidt op diens gedicht ‘Jong meisjen’ (Poëzy. Haarlem 1836, blz. 41) waarin hij verzekert, dat hij deze dertienjarige liefkoost zonder hartstocht.
Dingsdag avond.
Lieve beste Hart! Ik heb uw brief van den 3en September, na 't ontvangen van den Tijdspiegel. Ja, dat is grandioos! Ik heb je al geschreven dat de Keyzer bij mij geweest is. 't Is een flinke beste kerel. Ook Ds. Stemberg uit Arnhem. Die schijnt rijk te zijn en zei: ‘als je geld noodig hebt, moet je 't mij zeggen.’ Ook al die andere dominés, Herderschee, v.d. Hoeve, Haga, Meijboom, en ik weet waarachtig al de namen niet, waren zóó dat ik er mee verlegen was. Laat me maar begaan. Ze zijn gebiologeerd vertrokken. Dat geeft alles stemmen voor de 2de kamer, je zult zien.
Ik ben in eene perfekte stemming, ook om te werken. Laat mij maar stil begaan. Je weet hoe ik ben. Lang doe ik niets, en dan kom ik in eens uit den hoek.
Mijn kamer - Botermarkt 83 - bevalt mij zeer goed. Ik zit hier zoo aangenaam te schrijven. Ik heb een schrijftafel laten maken voor... vijf gulden. ik wil nooit een betere hebben! Hoe vind je dat? Ik wou dat je mij zag zitten. Ook heb ik wat boeken gekocht.
Ik heb mij zoogenaamd ingericht. Als ik zeker plan kan uitvoeren, dan kom ik u over eenigen tijd halen om te komen kijken. Of denk je dat ik niet naar je verlang? Je bent een ondankbaar wicht! Waarom was je melancolique in 't park? Heb ik je geen vrolijke brieven geschreven? Och beste kind wees toch vrolijk, ik heb zoo'n goeden moed.
Ik heb voor mijne twee vriendinnen, dat meisje uit het park en haar zuster, twee bruiloftsverzen gemaakt, voor hare ouwelui (zilveren bruiloft). En zie, dat heeft mij goed gedaan. Waarom? Wel ik zal 't je zeggen. Ik had zóó 't land aan die triviale commissie, dat ik het wel had willen uitbesteden voor geld, en alleen een soort van valsche schaamte hield mij terug te zeggen: ik kan niet! De kleine meid zou vandaag tusschen een en drie uren bij mij komen en gister avond 8 uur had ik geen letter klaar, het walgde mij. Welnu, ik zeide het moet, en ik heb het behoorlijk geleverd. Een zoogenaamd vrolijk vers en een zoogenaamd ernstig. Begrijp me nu goed. Ik vind zoo'n bezigheid flaauw, gemeen, al wat je wilt, maar juist daarom ben ik er zoo blij om dat ik het toch goed gedaan heb. Ik bedoel dat ik kan rekenen op mijn werkvermogen, en die overtuiging heb ik juist noodig om goed te werken. Weldra zal je er van hooren. Ik ben aan Spectator en Tijdspiegel verbonden vóór den 20sten, en 't zal er wezen!
Ik ben op 't oogenblik de populairste man in Holland. Telkens wordt er in geschriften en dagbladen aangehaald ‘dat zegt Mul-tatuli.’ ‘Wat zou Havelaar daarvan zeggen?’ enz. Hoe vind je 't? Als nu 't portret voor de glazen van de winkels komt, wordt het nog erger. Zóó moet het juist gaan! Nooit is eenig doel zoo goed bereikt geworden. In een hoog orthodox blad, de Fakkel, word ik gehavend - zonder talent - maar toch moet hij bekennen:
Dat zegt een vijand. Wees maar gerust beste kind, ik ben op den goeden weg en zal 't niet bederven.
Sietske, C. en A. zijn nog te Middelburg. Verwonder u niet dat ik alles door elkaer haspel. Wees groot in die dingen! Ik weet wel dat je 't bent. Geloof me, ik voel hoe langer hoe meer dat ik geheele vrijheid noodig heb. 't Romantische, 't avontuurlijke vuurt mij aan, en burgerlijke braafheid doodt me. Ik houd waarachtig innig veel van Siet. Ik houd haar voor een buitengewoon meisje, en na aan mij verwant. Je moet die lip eens zien! Mooi is ze niet, maar ze heeft iets zeer energieks.
Lieve hart, je weet immers dat ik dol van je houd, dat je mijn beste eenigste tine bent? foei, waarom ben je nu melancolique geweest? Al mijn amourettes komen toch op u terug. Ik hoop morgen te hooren wat je mij niet zeggen wildet.
Bij Kees en zijne vrouw ben ik op 't oogenblik zeer gezien. Eerstdaags komen zij op mijn kamer theedrinken. Begrijp eens, men zet kramen op! En nu zal ik je eens wat zeggen: ik wil met jou en Edu hier kermis houden! Dat is mijn plan! Zeg er nog niets van, het mogt me eens mislukken, maar ik denk dat het lukken zal. Ja, ik hoop het heele menschdom hier te halen, maar eerst nog wat werken. Hoe vind je dat plan? Spreek me nu niet tegen, ik wou 't zoo graag, en heb wel hoop dat het lukt.
Denk goed bij de aflevering, dat de steen uw eigendom is, ik bedoel dat wij later de dispositie hebben om meer te laten drukken.
Je weet niet hoe 'n pleizier je mij doet met over de kinderen te schrijven. Denk toch nooit dat ik het nietig vind. Ik stel belang in de kleur van Non haar japon.
O heden nog iets: Begrijp eens dat Anna A. verliefd op mij is. Ik heb haar maar tweemaal gezien, en dus ditmaal heb ik geen schuld. Je zult weer zeggen: O!!!!! Nu moet ik weer zeggen als Ds. Hasebroek.
Over 't geheel is 't of de vrouwen mal zijn, zelfs op straat en in Artis. Maar ronduit gezegd onpleizierig vind ik het niet. Je zoudt me ook niet gelooven als ik zei dat ik het onaangenaam vond. Lieve beste heb je nu je corset al? Doe dat toch. Liever twee dan een, het zal je goed doen voor je rug.
Ik ben een voorbeeld van gezondheid. Als ik op straat wat tegenkom, een kar of wagen heb ik meer lust er over heen te springen dan uit den weg te gaan.
Mooi dat Edu zoo blij is met zijn stereoscoop en Non met haar speelgoed en zelfs Hortense. ‘Ieder was vergenoegd’ zeg je, wat is dat aangenaam. Wij zijn toch goede menschen.
Hier, in mijn kwartier ('t zijn geringe menschen) weten ze niet wat ze doen zullen om mij te believen. Ik zal nog zoo aan die kamer wennen dat ik hem houd om te werken, al was je hier.
Edu heeft groot gelijk. ‘Dek zou zeggen: wil je ijs hebben?’ Kassian beste tine, als je wat ruimte van geld hebt, zorg dan dat hij u niet voor minder royaal aanziet als mij. Ik zal hem een paar maal wat weigeren, als ik weer bij hem ben... als ik kan.
Beste hart, op dit oogenblik zou het zenden van f 50 mij bezwaren, maar ik hoop spoedig. Denk nu niet dat ik ze niet heb, ik ben nog betrekkelijk ruim voorzien, maar dit moet ook zoo blijven, om kalm en prettig te werken. Ik zal 't in gedachten houden en zoodra mogelijk doen. Ik hoop spoedig.
Ik zou terstond wel fl 500 kunnen krijgen, maar ik wil dit op 't oogenblik juist niet vragen. Vooral in verband met een ander plan om namelijk eene nationale inschrijving te provoceren. Juist daarom moet ik alle partieele hulp afwijzen. Als ik nu de f 1000 van Veenstra goed terug betaal, en dat hoop ik te doen, dan is er geen nood meer, je zult zien.
Van Pieter een lieven brief. Hoog ingenomen met den Tijdspiegel.
In een recensie van een bundel lamme gedichten door een dominé, zegt de Spectator: ‘Multatuli zegt te gaauw dat er geen wawelaars zijn. Hier heb je er een!’
Goeden nacht beste hart, ik heb nog meer te schrijven aan anderen. Kus de jongens.