Multatuli.online

Lijst van brieven op datum

17 juni 1860

van

Multatuli

aan

Tine Douwes Dekker-van Wijnbergen (bio)

 

Volledige Werken. Deel 10. Brieven en dokumenten uit de jaren 1858-1862 (1960)

terug naar lijst

* 17 juni 1860

Brief van Multatuli aan Tine. (Brieven IV, blz. 68; Brieven WBIV, blz. 65)

De meisjes Abrahamsz: de kinderen van Multatuli's zuster Catharina (1809-1849), nl. Catharina (geb. 1835), Anna (geb. 1837) en Sietske (geb. 1842)

Engel Douwes Dekker: de oudste zoon (geb. 1842) van Ds. Pieter Douwes Dekker.

Zondag avond 17 Junij 1860.

Lieve beste Tine! Zoo als gewoonlijk gaat alles anders en langzamer dan men meende.

Jan is van morgen vertrokken. Wij zijn tot het laatst wèl gebleven. Hij is uiterst ingenomen met het éclat van M.H., en spreekt er gedurig van. Het is of hij voelt dat hij mij een beetje respecteeren moet, omdat de menschen zoo hoog met mij loopen, en ik dus een soort van renommée van den dag ben. Ik kan 't merken in mijn logement. Ieder groet me of kijkt me aan, en de knechts vliegen. Hoe vind je dat?

Ik heb een brief van Poolman uit Gouda, die mijn brief aan D.v.T. niet heeft doorgezonden, omdat hij hem te scherp vond. Enfin, ik ben nog niet bepaald hoe ik dat behandelen zal. Dat is bijzaak.

Nog heb ik van Prehm niet gesproken. Ik wilde Rotterdam niet verlaten voor ik eerst goed kennis had gemaakt met de Rotterd. Courant. Ik ben van avond bij den hoofdredacteur geweest, die mij zeer goed bevalt. Een knap flink mensch. Hij is mij genegen. Maar tegen eene nationale inschrijving zijn op dit oogenblik nog bedenkingen.

1o Ik moet eerst nog meer éclat maken.
2o Van Prehm is de man niet volgens den heer Tels (zóó heet de hoofdredacteur) om aan 't hoofd te staan.

Ik denk nu hoe ik dat zal aanleggen. Ik ben nog niet besloten. Ik heb om geld gevraagd aan van Lennep, om mij te kunnen roeren. Maar ik heb nog geen antwoord. Ik gis dat de Zondag in den weg staat.

Pieter is volgens Jan dol ingenomen met Max. Jan zegt hij draagt het op zijn borst. Hoe vindt je dat?

Maar uit alles blijkt dat die de R. een slaapmuts is.

Van avond zeide Tels nog dat er reeds een derde druk van had moeten zijn. Nijgh zei als het zijn zaak waar geweest had hij duizend exemplaren naar Indie gezonden. En zeide hij: nog nooit heb ik een bankeroet geleden. Is dat nu niet gloeijend jammer dat door zulke slaperigheid mijn boek minder effect maakt dan het bij een flinken boekverkooper maken zou? Het is om te schreijen. En je begrijpt dat als de furore eens voorbij is zooals alle fureurs en enthousiasmes voorbijgaan, - dat het dan te laat is. Ik denk er over om door de uitgave van een tweede boek, dat als het ware een vervolg op M.H. wezen zou, door een anderen uitgever (Nijgh heeft zich gerecommandeerd) een nieuw enthousiasme in 't leven te roepen.

Vorder niet dat ik veel of alle dagen schrijf. Dan epancheer ik mij en dat is niet goed.

Kassian, hoe maak je 't met je geld? Ik hoop toch dat ik je morgen geld zal kunnen zenden.

Ik begrijp niet dat ik niets van van Prehm hoor. Misschien was hij op reis.

Jan zegt dat ook de meisjes van Abrahamsz. zoo met mijn boek wegloopen. Dat alles had ik niet gedacht van dien kant.

Begrijp eens: Engel gaat naar de oost! Wie had dat gedacht. En Jan heeft heel verstandig aangeraden hem toch goed te kleeden. En die raad schijnt ingang te hebben gevonden, want zei Jan, schaterend van lagchen, Piet heeft hem tweehonderd visitekaartjes laten drukken:

Engel Douwes Dekker.

Ja, Engel voluit, om niet te worden verward met zijn oom.

Nog eens van mijn boek, om je pleizier te doen. Het effect is zooals de heer Tels van avond nog zei: zooals nooit een boek in Holland gehad heeft. Is dat toch niet sterk? Poolman heeft mij gezegd dat ik alle vrouwen op mijn hand heb. - Except de oproerkreet natuurlijk, die is infaam. Maar die vervloekte de Ruijter. Ik schrijf er over aan van Lennep. Wat ik verder schrijf komt bij Nijgh uit.

Ik moet nu denken over de manier om de geestdrift te brengen op het punt waar ik het hebben wil, en dan: geld. Praatjes neem ik niet aan.

Ik ben benieuwd naar het vervolg van de recensie in de Spectator, die is heel lam. Ik denk dat ik alle recensies tegelijk zal beantwoorden. Prof. Veth zal mij in de Gids recenseeren. Ik ben daar nieuwsgierig naar.

Ik heb eigenlijk behoefte om twee maanden in een goed kamertje alleen te zijn. 't Zal wel komen, ik heb goeden moed.