Multatuli.online

Lijst van brieven op datum

3 juni 1860

van

Multatuli

aan

Jacob van Lennep (bio)

 

Volledige Werken. Deel 10. Brieven en dokumenten uit de jaren 1858-1862 (1960)

terug naar lijst

3 juni 1860

Brief van Multatuli aan Van Lennep. Dubbel en enkel velletje postpapier, tot het midden van blz. 6 beschreven. (U.B. Amsterdam)

De opmerking over Dekkers broer berust op een misverstand: deze had afgedongen op de brochures van Mr. van Lennep, zoals blijkt uit de voorgaande brief.

Fuhri: eigenaar van het hotel Maréchal de Turenne in Den Haag, waar Dekker tijdens zijn verlof had verblijf gehouden zonder de rekening te kunnen betalen.

De latijnse spreuk in het naschrift beduidt: als ik de hemelingen niet kan bewegen, zal ik de onderwereld in beroering brengen.

Brussel 3 Junij 1860

Waarde Heer van Lennep!

Ik heb zoo even een langen brief verscheurd dien ik U gisteren schreef. Ik ben geindigneerd over het Handelsblad, en het spijt mij zelfs dat Gij U hebt neêrgebogen tot het uitlokken van wat spoed in de aankondiging van M.H. - Ik zelf zal mijn boek aankondigen. Daartoe moet ik in Holland zijn. Neen, ik ben geen romanschrijver, Fancy is een vod. Wat kan ik geldswaardigs voortbrengen als men M.H. niet koopt? - Als mijn broêr dingt op 't boek waarin ik heb neêrgelegd ‘mijn hart en mijn ziel’? - Indiscreet of niet, ik heb geld noodig. Ik verzoek U als het Uw voornemen was mij nog over deze maand te helpen, uwen bankier order te geven dat dadelijk te doen, en zelfs zou ik om van hier te gaan in plaats van f 200.,-f 300 noodig hebben. Ik wil naar Holland. Ik zal noch den Koning, noch 't Ministerie noch de Kamers, noch de natie rust laten. Ik laat mijne vrouw hier. Ik ga logeren in den Haag en NB bij iemand die mij hier is komen relanceren om mij te vervolgen wegens schuld, doch na 't lezens van Max Havelaar mij zijn huis aanbiedt. 't Is Fuhri van den Maréchal de Turenne.

Van mijn broêr is 't indigne, Mijn verstand staat er voor stil.

Ik verzoek U vriendelijk mij per ommegaande te antwoorden, want als het U bezwaart mij geld te zenden (wat ik natuurlijk vinden zou na al 't geen Gij voor mij gedaan hebt) vraag ik aan anderen. Naar Holland wil ik. Ik zal mijn boek aankondigen! Ik heb oogenblikken dat ik 't dralen van de dagbladen begrijp, maar ik sta er niet bij stil, - die kleine flaauwigheden vervelen mij. Laat het HB schelden op U, en de gedichten aankondigen van daCosta die zooveel schoons ‘gewrocht’ heeft met zijn ‘lam’, - laat de Bull den Heer Poolman tot eene persoon maken, 't is mij wèl. -

Hartelijk dank voor al wat gij voor mij gedaan hebt. Ben ik de schade op M.H. schuldig aan U of aan den Heer de Ruijter?

Er moet eene nationale inschrijving geschieden om de schulden van Max Havelaar te betalen. Ik maak mijn kinderen franschen, of Engelschen. Leve de Heer Ondermeulen die mijn geschrijf infaam vindt maar wat moet ik zeggen van de vrienden die 't zoo mooi vinden, en toch hun mond houden?

Ik verzoek U vriendelijk mij in staat te stellen in Holland te komen, - ik zal door alles heenslaan.

Hartelijk gegroet van ons beiden; ons gevoel voor U is het eenige dat, in mijn gemoed althans, voor 't oogenblik nog een liefelijk aanzien heeft, - voor 't overige ben ik vol bitterheid. - Ik denk dat Rochussen 't niet plezierig zal vinden dat ik in den Haag kom.

Uwedg Dienstwillige en dankbare Dienaar

Douwes Dekker

Gij zelf schreeft mij eenmaal: flectere si nequeo superos acheronta movebo -

Welnu, - de Superi van 't Handelsblad en de Amsterdammer schijnen zich niet te laten bewegen. 't Wordt tijd dat ik den Acheron beroer. Ik zal 't doen, Ik zal 't doen!