Lijst van brieven op datum
19 januari 1860
van
Multatuli
aan
Jacob van Lennep (bio)
Volledige Werken. Deel 10. Brieven en dokumenten uit de jaren 1858-1862 (1960)
19 januari 1860
Brief van Dekker aan Van Lennep. Dubbel velletje postpapier, geheel beschreven. (U.B. Amsterdam)
Brussel 19 Januarij 1860
Zeergeachte Heer van Lennep!
Ik hoop dat U verwonderd zal geweest zijn nog niets van mij te hebben gehoord. Reeds Zondag avond zijn wij hier aangekomen, en eerst heden heb ik het geschrijf klaar aan den Koning. Wij hebben namelijk nog geen appartementen, en hebben voorloopig een paar kamertjes betrokken in het logementje waar ik alleen vroeger logeerde. Gemaal met koû, kagchels en kinderen heeft veroorzaakt dat ik niet eer schreef. Daarbij ben ik zeer verkouden. Ik hoop dit ten minste, want anders zou een aanhoudende hoest mij ongerust maken.
Maar nu weet ik niet hoe ik dien brief aan den Koning moet verzenden. Ik weet wel dat de afspraak was dat U die voor mij op de post zou doen, maar daar het groot en wijd uit een geschreven is, zal dat pakket zeker 10 dubbel port bedragen. Wanneer ik frankeer vind ik dit eene delikatesse van slecht allooi, en met niet frankeren bega ik eene lompheid.
Met v Gent & Loos (als pakje) moet het aan de grens worden opengemaakt, en dan risqueer ik de boete op het ontduiken van art: zooveel der Wet op de posterij.
Daar er nu bij de verzending eigenlijk geen haast is, ben ik zoo vrij U te vragen of ik dien brief maar p post aan U mag adresseren, en voorts als iets dergelijks weêr mogt voorkomen, of ik er dan op rekenen mag dat U mij voor zulke dingen in Rg Ct. debiteert? Zonder die afspraak toch zoude ik telkens in den brand zitten, en eene moeijelijke keus hebben tusschen indiskreet beschikken, en door U niet verlangde kieschheid.
Wij zullen waarschijnlijk over een paar dagen een ‘quartier’ gaan betrekken op de ‘chaussée de Laeken’. De prijs is 60 franc. Het is vrij ver van de stad. Zoodra ik daar ben, hoop ik aan 't werk te gaan.
Vindt U dat er voor den Max H. noten noodig zijn? Ik bedoel voor sommige maleische uitdrukkingen?
Ik geloof ook daarom dat de brief aan den Koning geen haast heeft omdat ik mij daarvan niets voorstel, en de druk van het boek en attendant toch kan voortgaan. Als de Koning eindelijk mogt willen tusschenbeide komen moet die tusschenkomst toch van genoeg waarde wezen om de schadeloos stelling voor reeds gedane moeite en kosten tot eene kleinigheid te maken.
Ik ben niet te vreden met mij zelf wat mijne gezondheid aangaat. Ik ben nooit zoo onwel geweest, en alle welwillende vrienden zeggen dat ik er zoo misérable uitzie, - wat ik zelf ook vind. Als 't maar verkoudheid is, zou 't niets wezen, maar van tijd tot tijd komt het denkbeeld in mij op dat ik door de aandoeningen van den laatsten tijd geknakt ben, en dat zou mij heel te onpas komen. Ik vind dat mijn gehoest naar iets anders lijkt dan verkoudheid, maar welligt zit die bezorgdheid, evenals U van zoovele andere geestesafdwalingen meende, in de onderbuik. Ik heb het lang gedacht, en het slot zal wezen dat Eng: zout een specificum is tegen verkeerde begrippen over transsubstantiatie, en een panacée tegen de ‘plaies de la Société’.
Ik vind me niet geestig. Mijne vrouw verzoekt mij U zeer hartelijk te groeten, en ik ben met de meeste hoogachting
UedDwDienaar
Douwes Dekker