Lijst van brieven op datum
11 januari 1860
van
Multatuli
aan
Tine Douwes Dekker-van Wijnbergen (bio)
Volledige Werken. Deel 10. Brieven en dokumenten uit de jaren 1858-1862 (1960)
* 11 januari 1860
Brief van Dekker aan Tine. (Brieven IV, blz. 57; Brieven WB IV, blz. 39)
Het genoemde briefje van Hartsen is niet teruggevonden.
Woensdagavond.
Lieve beste tine, Ik heb uw briefje van gisteren, dinsdag.
Ge zegt vrijdag morgen van de Buthe te willen vertrekken. Als ik dan ook van hier kon zou dat goed zijn, maar hoe nu als ik niet van hier kan gaan? Ik wilde gaarne vermijden hier de gratie te vragen om te vertrekken zonder betaald te hebben. Eigenlijk vond ik beter dat je op de Buthe bleeft tot je zeker wist dat ik van hier kon gaan. Ik denk er nog over hoe dat te regelen.
Met die passage voor de baboe is het ook mis. Bijgaanden brief vond ik heden avond van Hartsen. Nu moet ik u zeggen dat die inhouding van f 100 voor de baboe van die ongelukkige f 400, mij zeer bezwarend voorkomt. Het sommetje dat er overblijft na de reiskosten, mijn logement hier, enz. zal bitter weinig wezen, en wij hebben van alles noodig.
De afspraak met v. L. is nu f 200 's maands, maar daarvan gaat f 50 af voor de tantes, en wat er dus overschiet zullen wij wel noodig hebben. Wij mogen dus om kalmte te hebben wel oppassen dat wij ons te Brussel niet in schulden steken voor kleeren.
Ook heb ik medelijden met die arme baboe, die daar zoo verlaten achterblijft, overgelaten aan de nukken van die jufvrouw. Dat briefje van Hartsen is eigenlijk een antwoord op iets wat ik van morgen aan v. L. gezegd heb. Dat het mij namelijk zoo ver-wonderde dat Hartsen, die vijf weken lang mijn boek had gehouden en in den Haag, telkens weder over en voor mij zou gesproken hebben, nooit iets van zich had doen hooren. Dit heele briefje nu, is een soort van acquit de conscience, anders niet.
Goed, ga vrijdag morgen naar Utrecht. Ik kom daar ook aan de station. Ik ga of van hier zonder te betalen, òf ik vraag aan van Lennep. Ik vertrek dus van hier met den eersten trein, vrijdag.
Maar gesteld eens dat noch 't een noch 't ander mij lukt, zend dan naar de telegraaf en vraag naar Mevrouw Dekker bureau restant, Utrecht.
En als er niets was, zend dan wat later nog eens.
Zoo is de afspraak goed, maar ik hoop er voor u te wezen. Dag beste kind, kus de jongens.
Hoe nu de zaken met v. L. staan enz. vertel ik u liever mondeling.
A propos, heb je dat briefje wel dat ik u schreef en dat aangekomen is gedurende uw zijn hier? Laat dat niet slingeren. God geve dat we nu weldra voor goed bijeen zijn.