Lijst van brieven op datum
25 december 1859
van
Tine Douwes Dekker-van Wijnbergen (bio)
aan
Multatuli
Volledige Werken. Deel 10. Brieven en dokumenten uit de jaren 1858-1862 (1960)
Waarschijnlijk 25 december 1859
Ongedateerde brief van Tine aan Dekker. Dubbel velletje postpapier, geheel beschreven. (U.B. Amsterdam). Voor de dagtekening komen alleen 25 december 1859 of 1 januari 1860 in aanmerking.
Deze brief maakt de indruk geheel door Dekker te zijn geïnspireerd.
Zondagavond
Mijn beste beste Dek! Ik heb maar een oogenblikje den tijd om U te schrijven, daar ik dezen nog heden avond verzenden wil. De kinderen zijn heel wel en lief. Ons meidje wordt werkelijk snoepiglief en Edu is zulk een beste vent.
Hiernevens de brieven van den Heer vL: terug. Ik weet niet wat ik daarvan zeggen moet. De toon is lief en hartelijk, maar och, Dek als gij eens partij voor iemand hadt getrokken, wat zou dat anders wezen! Dat zijn weer bittere dagen, mijn arme Dek, hoe zal je het nu maken, heb je nog iets geld? Wat ga je nu doen? Kon ik maar bij je wezen al was 't op een vliering, en toch is er in dat alles iets wat mij genoegen doet, ik meen in het afbreken der toegezegde hulp. Wat die menschen zelf aangaat moeten zij verantwoorden, maar voor U is de rol van beschermeling niet gemaakt t' is al te gek! t' is misschien beter dat je meer jezelf bent. Het eenige dat mij hindert, is dat de menschen die zoo uwen moed niet hebben, toch gelijke regten hebben in de wereld, ja meer, ze zouden niet eens opstaan als gij voorbij gaat, dat zou toch bij de zaak hooren. Ik voor mij hoop dat je naar Frankrijk gaat, in Holland is niets voor U als het dan niet hooger of lager kan schrijf dan aan N. dat je niet leven kunt, en vraag ronduit om geld. 't is geen schande dat je geen geld hebt. 't is schande dat vele andere het wel hebben, Ik hoop dat je dat zult kunnen doen, en gooi den boel omver, - ik zal U niet terug houden, nooit! neen, ik weet wel van die vrouw van C het was klein van haar er om te vragen, en hij had niet moeten luisteren. ik zal je nooit zoo iets vragen, dat weet je wel, ja Dek? Laat H. gaauw drukken, dan zal men toch weten als gij omkomt, waarom het is. Ik zal wel voor de kinderen zorgen, en ik zal Edu leeren wat hij weten moet om te doen. Maar gij zult wel slagen, ik ben er zeker van, vertrouw maar niet op anderen. De kwaden willen niet, en de goeden durven niet. Je zult altijd alleen staan tot je de baas bent, dan zullen ze allen zeggen dat ze het precies met U eens waren net als Dirks op Menado. ik heb gelagchen om die geloofsverandering, foei, foei! dat is erg, ik weet niet of ik je wel getrouwd had als ik die verschrikkelijke zaak had geweten, of hadt je 't mij gezegd? Dat heb ik al vergeten, 't is grappig Weet je wat me verwondert dat er nog niets is opgedaagd van al die meisjes die je geschaakt hebt.
De brief van Albertine hierbij terug, die stumpert, had je haar ook maar in den steek gelaten, neen, neen, dat meen ik niet, maar wanneer zult gij toch eens iemand vinden die voor U is wat gij altijd voor anderen waart mijn arme beste beste Dek!
t' Spijt mij dat ik eindigen moet, ik voel ik in vervoering zoude geraken Dag mijn Dek ik houd moed, want de overtuiging dat gij slagen zult wordt steeds grooter en inniger schrijf mij spoedig ik verlang altijd zoo naar uw brief.
Uwe tine