Multatuli.online

Lijst van brieven op datum

9 december 1859

van

J.J. Rochussen (bio)

aan

Jacob van Lennep (bio)

 

Volledige Werken. Deel 10. Brieven en dokumenten uit de jaren 1858-1862 (1960)

terug naar lijst

9 december 1859

Brief van minister Rochussen aan Van Lennep. Dubbel velletje postpapier waarvan drie bladzijden beschreven. (U.B. Amsterdam)

Ministerie van Koloniën s Gravenhage den 9 December 1859

Waarde Vriend! Ik haast mij Uw schrijven van gisteren te beantwoorden.

Gij wilt dat ik eene beslissing neme ten aanzien van den heer Douwes Dekker.

Het is nuttig het standpunt wel te kennen. Ik betoonde mij genegen hem in W. Indie eene convenabele betrekking te verschaffen. Zijn broeder is daarover bij mij geweest en zou nader antwoord geven, doch dat heb ik niet ontvangen. Ten aanzien van O.I. kan ik niets doen. Alle betrekkingen staan daar ter begiftiging van de Gouverneur Generaal. De Heer D.D. spreekt van Raad van Indie. Ik kan dat kwalijk voor ernst houden. Mogt gij het voor ernst houden, dan verwijs ik U naar art. 10 van het Regerings reglement; waaruit blijkt dat er eene vacature en eene voordragt uit Indie moet zijn. Aan dit laatste twijfel ik. Wil Amsterdam de heer DD kiezen in plaats van Stolte, zoo ik er al iets tegen kon doen, ìk zou het niet doen. Ik mag het wel lijden. Ik vrees niemand & dus ook hem niet, 't zij in, 't zij buiten de Kamer. Ik vrees ook niet het buskruid van Amsterdam noch de vlam. Maar ik vraag U zijt gij zoo zeker dat de gedragingen van DD in alle opzigte navraag kunnen velen? En zijt gij zelven niet opgewonden?

Aan de Telegram hecht ik geen geloof. 14 dagen geleden bragt soortgelijke telegram het berigt dat de heer Pahud ernstig ongesteld was & het bleek onwaar te zijn.

Als er werkelijk iets te duchten was zou de expeditie naar Boni niet vertrokken zijn. Het eenige dat ik vrees is groote opgewondenheid. Laat mij, als oud vriend, U daartegen waarschuwen. Mogt de heer DD later een plaatsing in W.I. begeren en hij zulks niet onwaardig gemaakt hebben, dan zou ik trachten hem te helpen. Wacht nu geen nader antwoord van mij, doch geloof mij steeds

t.t. Rochussen