Multatuli.online

Lijst van brieven op datum

9 december 1859

van

Multatuli

aan

Tine Douwes Dekker-van Wijnbergen (bio)

 

Volledige Werken. Deel 10. Brieven en dokumenten uit de jaren 1858-1862 (1960)

terug naar lijst

* 9 december 1859

Brief van Dekker aan Tine. (Brieven IV, blz. 35; niet in Brieven WB IV). Het goedkoop verzenden van een pakje met turf-en-brief was een gebruikelijke ontduiking van het monopolie der posterijen voor brieven.

Vrijdag avond.

Lieve beste! Van den morgen ontving ik uw briefje met den turf, maar ik begrijp niet dat er geen geld bij was. Want je schrijft: ‘Ik zal zien of ik dezen met de diligence kan zenden, als Jan het geld wil geven. Het ìs per diligence, en geen geld! wat moet ik nu daarvan denken? Je begrijpt dat ik ongerust ben. Wat zijn dat voor zonderlinge dingen, Eef, begrijp je niet dat ik daarover nu weer in angst zit?

Ook Jan begrijp ik niet. Waarom heeft hij dan gezegd: ‘neen, die menschen mogen niet de eer hebben u te helpen, vraag mij wat ge noodig hebt, en ik zal het u dadelijk geven.’

Wat moet ik nu doen?

Om godswil plaag me toch niet, Eef! maak mijn positie niet moeijelijker door zulke dingen. Daar zit ik nu weer god weet hoe lang met het mes in de buik! En ik heb zooveel kalmte noodig, godbetert! Je begrijpt dat ik nu geen lust heb je over wat anders te schrijven. Ik kan ook niet, want het is koud op mijn kamer. Antwoord met spoed of er geld in dat pakje was?

Ik weet nu niet wat ik doen moet. Ik heb te schrijven en kan niet, want ik kan met mijn kagcheltje waarin maar 1½ turf gaat, het hier niet warm stoken. Ook heb ik geen lamp, ga eens na. Uitgaan kan ik niet want ik heb geen geld. In de komffijkamer zitten kan ik niet om niet te veel gezien te worden. Er hoort wat toe om bij zulk een positie groote zaken door te zetten.

De brief van v. L. aan Rochussen is flink. Er staat ‘dat hij moet oppassen, dat ik zooveel sympathie heb in Amsterdam, dat er in Amsterdam zooveel ontevredenheid heerscht, over de spoorwegen en dat ik juist de man ben om den boel in vlam te zetten. ‘Indië heeft een man noodig en Dekker is die man.’

Dat alles is goed, maar die vervloekte bijzaken. Van avond staat er een tweede artikeltje in de courant. De Bull zal het u dadelijk zenden. Ik ben zeer verdrietig over de bijzaken. Neen, Jan moet niet weer naar R., waarachtig niet.