Multatuli.online

Lijst van brieven op datum

8 december 1859

van

Jacob van Lennep (bio)

aan

J.J. Rochussen (bio)

 

Volledige Werken. Deel 10. Brieven en dokumenten uit de jaren 1858-1862 (1960)

terug naar lijst

8 december 1859

Brief van Jacob van Lennep aan minister Rochussen. Eigenhandig concept geschreven op blz. 3 en 4 van het dubbele foliopapier, vermeld bij 7 december. ( U.B. Amsterdam)

Bij deze brief was Dekkers brief van 7 december ingesloten.

Amice!

Aan Z.E. den Heer Rochussen.

Ik had U mijn voornemen kenbaar gemaakt U niet weder over de zaak van den Heer Dekker lastig te vallen.

Ik moet van dit voornemen terug komen ten gevolge van nevensgaanden brief, dien ik het wederom gemakkelijker vind u in originali te zenden dan bij extrakt mede te deelen.

Neem nu in 's Hemels naam een spoedig besluit.

De telegram moge logenachtig of overdreven zijn: dat er opstand op Java komen zal staat bij mij vast en zoû deze meening voeden ook al had ik D.D. nimmer gesproken.

Maar in een tijd van spanning en onrust is er naar mijn overtuiging iemand op Java noodig, als D., iemand die de Javanen kent en die door hen gekend wordt. Wat hij voor Ambon gedaan heeft kan hij - en misschien hij alleen - voor Java doen.

Bedenk bovendien, dat het schroomelijke gevolgen heeft wanneer men een vlam bij een vat buskruit brengt.

Amsterdam is op dit oogenblik een vat buskruit. De exasperatie is hier grooter dan in 1853 - en D. is een vlam, die wat zij aanraakt ontsteekt.

Dekker heeft hier groote sympathie verwekt en zoo hij zich kandidaat stelt, zult gij lieden van geheel tegen overgestelde kleur zich zien vereenigen om die kandidatuur te doen slagen. Ik geloof echter, wat mij betreft, dat hij ginter meer nut zal doen dan in de Kamer.

Maar herinner U de Sybille die bij Tarquinius kwam en bij elk nieuw bezoek een drietal harer boeken verbrandde zonder van haar eisch iets af te dingen.

Elke dag uitstel, elk ontwijkend antwoord zoû ook in dit geval aanleiding geven dat gij 't u later beklagen moest.

Ik schrijf dezen zonder de minste opgewondenheid beste vriend! en uit volle overtuiging mijns harten, bij 't letten op de teekenen der tijden. Ik herhaal 't. In Indië hebt gij een man nodig, en D. is een man.

Och! dit kan men van zoo weinigen zeggen. -

8 dec. 1859.

Steeds van harte

tt