Lijst van brieven op datum
2 november 1859
van
Multatuli
aan
Tine Douwes Dekker-van Wijnbergen (bio)
Volledige Werken. Deel 10. Brieven en dokumenten uit de jaren 1858-1862 (1960)
2 november 1859
Brief van Dekker aan Tine. Enkel velletje postpapier. (M.M.)
Blijkbaar is deze brief langer geweest: de laatste twee alinea's zijn ontleend aan de publikatie van Mimi (Brieven III, blz. 120; Brieven WB III, blz. 74).
Voor de Geloofsbelijdenis zie men Volledige werken, deel I, blz. 9.
Woensdag avond. lieve hart! Ik krijg daar uw brief met het muntbillet. Ik kan niet goed schrijven omdat ik mijn oogen bedorven heb. Morgen hoop ik mijn boek aftekrijgen. Ik kan niet meer zien om de noten te schrijven, de dokter zegt ik mag in eenige weken niet lezen, dat is zoo gek ik zie niet hoe ik schrijf. -
Ja zeker is die geloofsbelijdenis van mij, je zult zien lijsterman. Dat is een goed teeken vooral omdat ik nu begin te gelooven dat van Hasselt in de dageraad is. O t is zoo gek ik kan maar een regel schrijven dan moet ik mijne oogen met koud water wasschen. Hartelijk dank voor alles.
De Vries is er geweest. Allerliefst. Hoog ingenomen met het stuk rekommandeert zich voor meer. Ik heb hem mijne positie gezegd en toen zeide hij dat dat wel ongelukkig was want zeide hij men kan iemand die op zijn 23 jaar dat stuk schreef toch geen baantje aanbieden. Maar alles zal goed gaan. Hij heeft mij verzocht de rol van Peters wat te bekorten, omdat Peters te zwak is voor die groote rol. maar zei hij als het gedrukt wordt moet gij het zoo laten blijven.
Luister nu. Ik was aan 't schrijven en las hem toevallig 20 regels uit mijn boek voor. toen zeide hij: dat ik dat in mijn belang en in het belang der zaak niet mogt laten drukken voor de Koning het gelezen had. Dit kwam uit hem zelf. Hij zeide dat de koning een flinke man was. Hij wil met van Hasselt overleggen en daarvan wacht ik antwoord of misschien v. H. als nederl: onderdaan zich verpligt rekent zulk een incendiair stuk eerst aan den koning te wijzen, of die misschien de uitgave voorkomen wil in het belang der zaken, want mijn boek zou brand stichten.
Maar ik zal het dadelijk laten inbinden en U zenden zonder de noten want ik kan niet meer schrijven. ik heb mijne oogen totaal bedorven. Ik hoop dat ze door rust zullen beter worden. Als ik meer schrijf moet ik voor dat copieren iemand hebben want dat doodt de geest. Ik ben nu moe en niet toen ik mijn boek af had ik meen het klad.
lieve hart, ik moet uitscheiden ik ben zoo moê, mijn oogen t is heel gek ik heb nooit zoo iets gehad. Misschien schrijf ik morgen meer. vooral daar ik nu frankeren kan. Ja dat is goed als ik twee dagen achter elkaer schrijf. Zeg me toch goed wat ze zeggen van die gekke geloofsbelijdenis ik vind het heel aardig dat ze in de dageraad dat dadelijk hebben opgenomen. ik geloof dat van Hasselt er in is. ik zal later uitleggen waarom ik dat denk.
Morgen gaat mijn stuk naar de Vries. Je weet niet hoe hij er meê ingenomen is. hij zei rond uit dat de menschen die het gelezen hadden er meê weg hepen en Mevrouw Engelman (die zal Mevr. von Wachler spelen had gezegd die dat geschreven heeft moet veel ondervonden hebben! (NB in 1844 of 43!)
Nu mijn boek is heel wat anders. ik zal het je zenden, al moet het eerst naar den koning. De Vries heeft mij aangeboden het in dat geval met een groote letter te laten overschrijven.
Misschien dat ik dan het heele erge slot supprimeer want dat is dreiging en heel kras. de Vries was beduveld er van. Uit beleefdheid laat ik dat weg als het aan den koning gaat, maar als hij niet doet wat ik wil dan komt het wel in den druk.
* Ja, die uitlegging van de baboe is juist, het is zoo: staartpeper. Ik vind dat woord in een maleisch stuk en ik was het vergeten. Maar nu weet ik het, ze heeft gelijk. Het versje is goed, dat is het. Dag kleine Non en Edu.
Men had mij toch kolen gebracht. De menschen zijn goed voor mij... dat moet ik zeggen.