Lijst van brieven op datum
16 november 1856
van
Multatuli
aan
Tine Douwes Dekker-van Wijnbergen (bio)
Volledige Werken. Deel 9. Brieven en dokumenten uit de jaren 1846-1857 (1956)
* 16 november 1856
Brief van Dekker aan Tine. (Brieven II, blz. 209; Brieven WB II, blz. 163). De door Mimi gedrukte datum: 27 Nov., kan niet goed zijn; de genoemde zondag moet de 16de zijn geweest.
Zondagmorgen. Bandong
Lieve beste Eef! Ik heb Ph. gesproken. Ik hechtte hier veel aan omdat hij hier bij dit kleine publiekje een der hoofdpersonen is, en ik daardoor kan werken op den regent van wien alles afhangt. Hij denkt gunstig over huren en denkt dat ik dan de boel wel klaar zal spelen. Ik geloof het ook wel, de hoofdzaak is maar dat ik van Son beweeg mij de zaak zonder borgen te geven, want dat zou moeite in hebben.
Ik zou in den beginne zeer te tobben hebben met gebrek aan geld. Ge begrijpt dat ik elken overgewonnen gulden dadelijk zou moeten afgeven aan oude zaken, en dus geen ruimte in handen krijg. Ik bouw echter een beetje op den regent. Ik heb eene visite bij hem gemaakt. Hij was zeer vriendelijk en kende mij nog, zeide hij, van 1846 op Tjanjor. Ook zeide hij (wat die menschen toch op alles letten en onthouden) dat ik zulk ‘een mooi rapport over Krawang had geschreven’. Hij is rijk, of althans hij heeft groote inkomsten. Zoodat als ik wel met hem ben, hij in staat zou zijn mij te helpen, door mij bijv. het geld voor zijne padie wat in handen te laten.
Ik heb visites gemaakt bij de kleine beau monde en getracht mij ‘bien vu’ te maken. Het is hier een vrij kleinstädtisch praatnest maar juist daarom moet ik trachten wel te zijn. Men heeft mij overal heel beleefd ontvangen en dadelijk contravisites gemaakt. Mogt de zaak doorgaan dan ben ik van plan ronduit te zeggen dat ik zeer achteruit ben en geen menschen kan zien omdat ik moet trachten bij te komen etc. Daardoor moet ik probeeren de publieke opinie voor mijne zaak te winnen, zoodanig dat de regent gedwongen wordt geen concurrent te bevoordeelen. Ik heb idee dat dit alles wel lukken zal als maar de v.d. Huchtsche kliek mij hier niet gaat tegenwerken. Als ik eerst maar aan den gang ben vrees ik hunne praatjes niet, wanneer zij mij maar niet beletten om aan den gang te komen.
Ik wil morgen hier vandaan en zal op Tjanjor zoo kort mogelijk blijven. Het is jammer dat ik niet geslaagd ben met paarden. Ik weet nu weer niet hoe ik weg kom. Gehuurde paarden zijn gewoonlijk ellendig, zoodat ik liever loop. Een wagen met regentspaarden kost f65. - buiten de koelies voor het terug brengen. In allen gevalle wil ik morgen weg, schrijf mij dus niet meer.
Van avond ga ik eten bij de familie Brumstede. Hij is theecontractant, doch gaat naar Holland hetgeen mij spijt, want hij bevalt mij zeer goed. Philippeau is heel fideel, ik bouw een beetje op hem.
Ik ben besloten maar een wagen te huren en naar Tjanjor te rijden. Als ik op gelegenheid wacht blijf ik hier hangen en ik heb nu gezien en onderzocht wat ik weten wil.
Zondag middag. Ik heb uw briefje van gister ontvangen. Het blijft er bij dat ik morgen wegga met een wagen. Het geld begroot mij zeer, maar ik moet wel, want in de verhouding tegenover de menschen hier kan ik niet op een gladakpaard wegrijden, en goede eigen paarden heb ik niet kunnen krijgen. Hoe ik van Tjanjor zal doorgaan weet ik nog niet. Ik wenschte wel dat ik daar een gelegenheid vond om mee te rijden. Als ik eigen paarden had reed ik liever te paard.
Nu beste lieve, ik verlang naar huis. Kus Edu. Dag lieve beste.