Lijst van brieven op datum
11 februari 1853
van
Multatuli
aan
Tine Douwes Dekker-van Wijnbergen (bio)
Volledige Werken. Deel 9. Brieven en dokumenten uit de jaren 1846-1857 (1956)
11 februari 1853
Brief van Dekker aan Tine. (M.M.)
Enkel, dubbel en enkel velletje, samen bevattende blz. 3-10 van de oorspronkelijke brief. Het eerste gedeelte van de onderstaande tekst, tot het sterretje, en het laatste gedeelte, na het tweede sterretje, zijn afgedrukt overeenkomstig de publikatie van Mimi, met verbetering van de naam Chauffepié in: Chantepie. (Brieven II, blz. 159-167; Brieven WB II, blz. 127-133).
Daar Mimi een gedeelte heeft overgeslagen, is er een klein hiaat voordat de tekst van het bewaard gebleven deel aanvangt. De namen: Bosscha en Eduard, betreffen twee Leidse studenten: Johannes Bosscha Jr. en Eduard Kerkhoven, de jongste zoon van het echtpaar Kerkhoven-van der Hucht, te Hunderen.
De ‘zaak met de dertig mille’ doelt op Dekkers mening, dat Tine waarschijnlijk nog een erfdeel van zulk een bedrag te goed had.
Leiden, Vrijdagmorgen, 11 uur.
Lieve beste Tine! Eigenlijk had ik van hier willen vertrekken met den trein die te 10 uur gegaan is, maar een klein luiheidje (u wel bekend) heeft mij doen plakken. Ik ben nu van plan te één uur naar 's Hage te gaan en kan nu op mijn gemak een paar woordjes meer schrijven dan die beide vorige briefjes die beide zoo in haast waren. Ik heb nu een rustig uurtje, want toen ik gisteravond Bosscha en eenige andere heeren verliet nam ik afscheid met de uiting van mijn plan om vroeg weg te gaan, zoodat ieder nu denkt dat ik al weg ben. Ik heb dus rust. Uw briefje van gister heb ik ontvangen; ik ga er het noodige op antwoorden, schoon het geheel eigenlijk geen antwoord noodig heeft, dan dat het mij zulk een groot genoegen deed.
Primo, uwe verschrikkelijke koopziekte. Wel, dat is erg! Voor ditmaal kan het er door, maar zulk een geweldige uitspatting moet niet weer gebeuren. Wel foei, 't is schande! Ik zal er je voor zoenen tot je straf. Je bent verdoens, hoor je! Ik hoop nu maar dat het gekochte naar je zin is, anders zal ik het nog eens voor je overdoen.
Visite bij dominé Chantepie, heel goed.
Visite bij mevrouw Abr. heel goed.
Uwe vraag naar den thermometer van mijn gemoed is makke-lijker gedaan dan beantwoord. Het antwoord zoude moeten zijn flauw, ongedecideerd, variable. Waarschijnlijk zal die impressie de maand Februarij niet overleven, en dat vind ik juist beroerd. Eene flauwe passie is vervelend.*
...vertrek van den kruijer weer te schrijven, heb ik hoop nog vandaag voor mijn vertrek uit Leiden weêr een brief van U te ontvangen. Je kunt niet gelooven hoe blij ik er mede ben beste Kind. Ik zal hier te Leiden mijn adres in den Haag achterlaten dan kan men mij uw brief nazenden als ik reeds weg mogt wezen. Nu zal ik een kort verhaaltje geven van mijne ontmoetingen. Te Haarlem stapte ik af in een Logement en ging dadelijk naar Kruseman. Ik werd daar zeer hartelijk ontvangen en men persuadeerde mij te blijven, tot 5 uur ten einde daar te blijven eten. Ik vond er bij Mevr: K. twee jonge Dames uit den Haag gelogeerd. Allerliefste spraakzame, fatsoenlijke meisjes. Ook Mevrouw K. beviel mij zeer goed. Zij heeft een goeden toon en sprak onder anderen over huishouden enz. juist zóó als wij. ‘Als mijn man het schraal had zoude ik mij niet schamen voor het minste werk, maar nu het niet behoeft, acht ik mijn tijd beter te kunnen besteden’ &c - Wij zijn daar dringend te logeren gevraagd en ik denk wezenlijk dat ook spoedig te doen.
Met K heb ik veel gesproken. Mijn hoofddoel was van hem te weten te komen of ik talent had uit het oogpunt van een boekhandelaar. Gij begrijpt dat ik dit weten moest. De toejuiching van een tafelvriend &c beduidt niets, maar een boekhandelaar moet de waarde van het talent als koopman kunnen schatten. Hij moet kunnen weten of er door de natie geld voor zal gegeven worden want zonder dat loopt alles spaak.
Ofschoon zijn antwoord niet decisief was, beschouw ik toch zijn oordeel over het geheel als gunstig. Decisief kan het antwoord niet zijn want 1o had hij van mij geene proeven genoeg en 2o is alle litterarische succès een dobbelspel vooral van een debutant. De eerlooze scheen hij wel mooi te vinden doch hij zeide dat Peters zoo onverschillig en flaauw was en zich hield als of hij geen tijd had. Waarschijnlijk zal dat stuk niet gespeeld kunnen worden omdat... er in Holland geen goede acteurs zijn! Een stuk met veel bombarie, met gevechten, en spookverschijningen &c kunnen zij uitvoeren zeide hij, maar een stuk van fijner aard niet. Is dat niet vervl... jammer? 'T is toch schande voor Holland. Misschien vraag ik mijn stuk terug aan Peters en dan zal ik zien wat ik doe. Van Haarlem ging ik ca. 5 uur, en te Leiden vond ik Bosscha en Eduard aan den trein om mij aftehalen. Ik vond dit te meer lief omdat zij het uur van mijne aankomst niet wisten en dus reeds een paar maal te vergeefs bij den trein geweest waren. Wij gingen dadelijk naar de societeit waar een fameus rumoer was door het feest van den dag. Ik had aardigheid in de observatie van 300 jongelui. 'S avonds was er Serenade. Bosscha was daarbij als lid van den senaat der studenten. Eduard en ik liepen mede. De muziek was goed, en het fakkellicht deed een mooi effect. Heel Leiden was op de been. Ik had er U gaarne bij gehad maar al waart gij hier geweest het zou toch voor U te vermoeijend geweest zijn, want het gedrang was zeer groot. Er was een weinig infanterie en kavallerie op de been om de orde te bewaren. Alles liep goed af.
Na de serenade begaven zich de studenten (en ik als gast van Bosscha liep mede) naar het akademiegebouw. Daar werd het Studenten Corps op nieuw in de societeit bij elkander geroepen, alwaar ieder tot het Collation geroepen werd, en elk persoon heel ordelijk in eene sectie onder een bepaalden tafelkommissaris ingedeeld. Ik behoorde als gast van Bosscha tot dezelfde sectie als hij en zat naast hem. De president van de tafel hield eene korte toespraak. Hij wenschte de studenten geluk met de verjaring der akademie, maakte melding van den goeden afloop der Serenade, noodigde uit tot tafelvreugde en recommandeerde Stoelvastheid. Gij die weet wat een geur is begrijpt dat wel.
Toen begon het collation dat zeer goed was. (Ik heb vergeten te zeggen dat de plaatsen gemarkeerd waren en dat naast elk bord de drie briefjes lagen die ik U hier insluit. Bewaar ze goed. Wij hebben later aardigheid aan die dingen.
Ik ga nu mijne vele opmerkingen stilzwijgend voorbij - want die zijn te veel. Dit kunt gij nagaan aan een tafel van 300 jongelui - allen van den beschaafden stand! Ik heb veel ongunstigs gezien maar ook veel goeds vooral bij Bosscha die een allerliefst mensch is: Fideel, knap, fatsoenlijk, vrij, - kortom ik kan zijne receptie niet genoeg roemen.
Ik dronk weinig, en niet meer dan noodig was. Door het vele salueren duurde het niet lang of de meesten konden niet goed meer zien of ik meêdronk of niet. Ik bleef dus perfect wel, doch amuseerde mij bedaard met den boêl aantezien. Tegen 5 uur 's morgens voelde ik mij wat vermoeid want dat rond loopen met de Serenade zat mij nog in den rug. Ik ging naar mijn logement en verliet het troepje dat (op een 12 of 20 tal lijken na) nog in vollen fleur was.
Ik sliep tot 12 uur. Toen kwam Bosscha mij halen met Eduard, om zamen naar de Wijker brug te gaan. (Eerst was het plan naar Scheveningen.) Wij gingen dus geheel op zijn Menado's na een geur rijden. Maar niet zoo wild.
Te Wijkerbrug vonden wij een heele troep die nog niet naar bed geweest waren heel vrolijk aan het doorslaan. Daar Bosscha Eduard en ik heel bedaard waren lieten wij hen stil uitrazen en bleven met nog een paar anderen die ook niet gedronken hadden daar te Wijkerbrug heel pacifiek dineren.
'S avonds reden wij terug, gingen nog even naar de societeit waar nog veel staartjes van de geur te zien waren, en te 10 uur gingen B, E en ik naar huis om gerust te slapen.
Ik sliep dan ook perfect, en stond te 8 uur heel welgemoed en kalm op, ontbeet met Ferdinand Huijck tot 10. Toen kwam Bosscha met het doel om mij de musea te laten zien doch wij raakten zoo aan het praten dat de musea tot eene latere gelegenheid werden uitgesteld Wij deden daarop een groote wandeling, en ik dineerde met B. aan zijne studententafel (waarvan straks nader. Daarna een halfuurtje in de societeit, vervolgens bij een vriend van Bosscha thee drinken, en daarop bragt ik den avond bij Bosscha op zijne kamer al pratende door. Ik verliet hem in de meening dat ik van daag te 10 uur vertrekken zoude en verzocht hem niet voor dat uur nog bij mij te komen, daar ik wist dat hij het drok had en niet wilde dat hij zijn tijd nog langer aan mij sacrifieren zoude. Door mijn luiheid ben ik thans belet om 10 uur weg te gaan, en zelfs zal het nu nog wel later dan 1 uur worden want ik wil dit briefje nog van hier verzenden en het niet zoo haastig sluiten dan die beide vorigen.
Studententafel. De studenten eten aan kleine clubs bij koks. De club van Bosscha bestaat uit 8 personen waarby ook Eduard behoort. Na tafel zittende te praten heb ik dien geheelen tafel bij mij te Amsterdam genoodigd tegen aanst: Donderdag. Hoe ik dat partijtje regelen zal weet ik nog niet maar ik wil dat gaarne doen omdat ik nagenoeg als eenige vreemde bij dat studentenfeest geweest ben en hoezeer ik bepaaldelijk de gast van Bosscha was en dus met de anderen niet te maken had wil ik toch daar de algemeene geest vrij goed jegens mij was iets terug doen om in geen geval debiteur te blijven. Dat begrijp je wel. Mijn plan is hen in een Logement te ontvangen (niet bij ons in den Doelen) daar bedaard thee te drinken (zij komen tegen 5 uur). Bij dat thee drinken wilde ik U ook hebben. Daarop woû ik ze naar de Komedie laten gaan en vervolgens Souper. Ik laat aan Uw eigen idee over of gij bij voorbeeld tot 12 of 1 uur dat Souper al of niet wilt bij wonen. Het zijn fatsoenlijke menschen en voor dat uur is alles toch bedaard en fashionable. Ik zou het heel aardig vinden dat gij er bij waart.
Ik wil dat feest echter niet in ons Logement hebben omdat als er in den nanacht soms wat rumoer is, ik daarvan geen spraak wil hebben in een Logement waar ik bekend ben. Doch over die regeling spreken wij nader.
Doe voor die kaartjes geene moeite. mogt gij ze echter nog ontvangen zend ze dan nog. Mijn adres in den Haag is in het hôtel Führi. Schrijf mij dus op Leiden niet meer.
Ik denk bij mijn terugkeer, mij in Leiden niet open tehouden, ook in den Haag zal ik het zoo kort mogelijk afmaken. Hebt gij ook iets van Kruseman ontvangen? Hij sprak van een cadeau aan U dat gereed stond ter verzending naar O.I. het bestond uit boeken, geloof ik.
Als die zaak met de f30/m. in orde komt heb ik een magnifiek plan. Om namelijk heel op mijn gemak Doctor in de letteren en in de regten te worden. Behalve dat zoude het nog wel kunnen gebeuren dat ik mij een tijdje bij eene akademie liet inschrijven. Ik heb er met Bosscha reeds over gesproken.
*A propos! Dat pakje met hemden heb ik ontvangen, maar ik geloof niet het noodig te hebben, ik heb ruim goed, en zal zeker veel overhouden. Mijn satijnen kabaai doet ook goede diensten. Ik had dien aan over mijne jas toen wij naar de Wijkerbrug reden. Een boertje zei: ‘Kaik, daer is een student in jufferkleeren!’ Dag poes.