Nog-eens: Vrye arbeid in Nederlandsch-Indiƫ
geschrift van m. dat in 1870 bij *J. Waltman Jr. te Delft verscheen. Het is een verdediging van het *Cultuurstelsel dat, indien juist toegepast, een betere bescherming van de inlander oplevert dan de *Vrije Arbeid, die door de liberalen werd voorgestaan.
De eerste delen ervan werden geschreven in de winter van 1867-1868, met de bedoeling het conservatieve kabinet Van Zuylen van Nyevelt-Heemskerk te steunen. m.'s Haagse contactpersoon was kamerlid *J.J. Rochussen, wiens schoonzoon, *J.J. Hasselman, minister van Koloniën was (cf. vw xii, p. 519, p. 528 en p. 552). Op 4 maart 1868 ging m. naar Den Haag, op 9 maart schrijft Rochussen aan *Van Zuylen van Nyevelt:
‘De onderhandeling met D. Dekker loopt niet zoo als ik gehoopt had. Hij is wel bijzonder geniaal en knap, maar ook zeer excentriek en verwaand. Hij denkt dat van hem of van zijne pen alles afhangt. Nu wil hij niet schrijven anders dan op zijn naam en hij wil zijn naam niet geven voor dat de regering zich zijner heeft aangetrokken en hij zich aan haar kan hechten. (...) Jammer dat het zóó loopt. Uw denkbeeld was goed; maar al mijn spreken kon niet baten - Zoo ge hem niet kunt voldoen dan is het zaak dat hij spoedig van hier vertrekt.’ (vw xii, p. 703)
Op 10 november 1869 kwam het geschrift wederom ter sprake toen het *Dagblad van Zuid-Holland en 's-Gravenhage delen ervan wilde gaan publiceren (brief van J.D. Doorman aan J. Heemskerk, vw xiii, p. 678). In november 1870 kwam m. door bemiddeling van *Van Plettenberg in contact met uitgever Waltman; de acute geldnood van m. en Mimi in Wiesbaden vormde het belangrijkste argument voor uitgave van het werk. In een brief aan S.E.W. Roorda van Eysinga d.d. 8 december 1870 noemt m. het zelf ‘een lam stuk: “van 'n Nederlandsch standpunt”’ (vw xiv, p. 263). Op 24 december werd de uitgave aangekondigd in het Nieuwsblad voor den Boekhandel (vw xiv, p. 279). Het weekblad Uilenspiegel kwam nog dezelfde week met een eerste reactie: ‘Multatuli heeft een nieuwe brochure tegen den vrij- en arbeid uitgegeven, waarin hij alléén den heer Rochussen opvijzelt, maar alle liberalen verguist. Is die arbeid wel “vrij” geweest?’ (vw xiv, p. 292).
Op 2 januari 1871 weerspreekt een ‘Oud-Officier van het O.-I. leger’ in de nrc (vw xiv, p. 313-319) m.'s aantijging over de rol van *Duymaer van Twist bij de illegale wervingsmethode voor het Nederlands-Indisch leger (vw v, p. 468; *werving van inlandse soldaten). Op 6 januari volgde een (anonieme) recensie in de nrc, waarvan de openingszin luidt: ‘Weder heeft Nederland Multatuli eenige bladzijden te danken, zooals er slechts weinge geschreven worden.’ (vw xiv, p. 333-337). Een reactie van m. op het stuk van 2 januari werd door deze krant geweigerd, maar werd door Het Noorden op 20 januari geplaatst (vw xiv, p. 386-389).
De tweede druk van Nog-eens: vrye arbeid verscheen in 1882 bij uitgeverij *Muusses & Co. te Purmerend. m. voegde aan deze uitgave een ‘naschrift by den tweeden druk’ toe; hiermee werd deze uitgave de laatste - in boekvorm - gepubliceerde tekst van m.