Zuylen van Nijevelt, Julius P.J.A., graaf van-
1819-1894, studeerde rechten te Utrecht, bekleedde daarna diverse posten in diplomatische dienst, o.a. te Constantinopel. In het laatste kabinet Van Hall (1860-1861) was hij minister van Buitenlandse Zaken. Vervolgens was hij korte tijd lid van de Tweede Kamer, in 1862 werd hij gezant te Berlijn. In 1866 formeerde hij met P. Mijer, en in nauw overleg met Willem iii, een nieuw kabinet. In het kabinet Van Zuylen van Nijevelt-Heemskerk Azn. werd hij wederom minister van Buitenlandse Zaken. Na de benoeming van Mijer tot gouverneur-generaal, ontbond Van Zuylen van Nijevelt de Kamer. In 1867 werkte hij mee aan de oplossing van de Luxemburgse Kwestie. Aangezien hij het waarborgverdrag omtrent Luxemburg mede ondertekend had, werd zijn begroting op 26 november 1867 verworpen. De koning handhaafde echter het kabinet, waarna de Kamer opnieuw ontbonden werd. In deze periode wendt m. zich tot *Rochussen om hem zijn hulp aan te bieden:
‘Ik verneem dat de ministers hun ontslag hebben ingediend, en dat derhalve, indien Z.M. het gelieft aantenemen, de liberaliserende praatjesmakers eerlang weder vry spel zullen hebben. Moet Nederland op nieuw worden overgeleverd aan de dorre schoolmeestery van den heer Thorbecke? Indië aan den heer Franssen van de Putte? Kan de heer van Zuylen my niet gebruiken? Mag ik niet meêdoen in den stryd om den Koning weder tot Koning, de regering weder tot Regering te maken? Het staat aan den heer van Zuylen Nederlands Bismarck te zyn. Het land zou er wèl by varen.’ (27 november 1867, vw xii, p. 520)
m.'s overleg met Rochussen, Van Zuylen en Hasselman loopt uiteindelijk op niets uit. m. verlaat teleurgesteld het land.
Op 28 april 1868 werd de begroting van dit ‘Koninklijk kabinet’ verworpen, op 4 juni treden de ministers af. Van Zuylen van Nijevelt werd diplomaat en later lid van de Raad van State.