Werving van inlandse soldaten
Voor het Indische leger werden met behulp van drank en vrouwen, en zelfs in de speelhuizen bij het dobbelspel inlandse soldaten geworven. *Duymaer van Twist verbood dit bij openbare aanschrijving van 9 april 1852 (cf. vw xiv, p. 313-314). Het geheim besluit waarmee Duymaer van Twist het bestuur opdroeg ‘de groote behoefte aan inlandsche soldaten’ door ‘de werving met al de hun ten dienste staande middelen bevor-derlijk te zijn’ (16 februari 1856, vw xxiv, p. 573) werd door dd. op 29 februari 1856 terzijde gelegd. Hij verklaarde zich niet langer te kunnen verenigen met de ‘geoorloofde middelen’: ‘Als spelen en dobbelen en tot schuld uitlokken een “geoorloofd middel” is, - verklaar ik daartoe niet de hand te willen leenen.’ (nota van dd. bij de missive van 26 februari 1856, vw ix, p. 521-522).
In Nog eens: vrye arbeid (1870) vermeldt dd. dat Duymaer van Twist bij geheim besluit de werving in 1856 weer heeft ingevoerd (vw v, p. 468-469). Een ‘oud-officier’ weersprak dit in de nrc van 2 januari 1871 (vw xiv, p. 313-319). Als bewijs voor dd.'s ongelijk nam hij de tekst van Duymaer van Twist uit 1852 op. dd.'s antwoord werd door die krant niet opgenomen, maar werd op 20 januari 1871 wel door Het Noorden geplaatst (vw xiv, p. 386-389). dd. schrijft vervolgens verschillende mensen aan met het doel de geheime herinvoering van de werving onder de aandacht te brengen (bijv. brief aan W. Wintgens d.d. 30 november 1871, vw xiv, p. 634). Zijn pogingen om de nota als bewijs uit het archief in Lebak te doen lichten, hebben geen succes (brief aan jhr. C.A. van Sypesteyn d.d. 13 januari 1871, vw xiv, p. 366-370).
Na zijn repliek zweeg de ‘oud-officier’ verder, schrijft dd. in een noot uit 1872 bij Idee 534, waarin hij opnieuw op deze zaak ingaat (vw iii, p. 441-442). Ook in Idee 984 (vw vi, p. 221), Idee 998 (vw vi, p. 259-260) en in een noot bij de Max Havelaar (vw i, p. 355) brengt hij deze kwestie ter sprake.