Hasselman, Johannes Jerphaas-

1815-1895, resident van Pandeglang van 1847 tot 1849, van 1867 tot 1868 minister van Koloniën. In 1867 introduceerde m. *C. Busken Huet bij Hasselman. Busken Heut bedankte m. hiervoor (‘Weet gij wel dat gij een tovenaar zijt’, vw xii, p. 574), maar hield zijn missie voor hem geheim. Hasselman droeg Busken Huet op verslag uit te brengen over de toestand van de drukpers in Indië. Zo stelde hij Busken Huet in staat met zijn gezin naar Indië te gaan. Na diens moest de regering opening van zaken geven aan de Kamer. Het bleek dat minister Hasselman aan de koning geschreven had dat Buken Huet het Indisch bestuur had te dienen van consideratiën en advies omtrent de vraag: ‘welke maatregelen daar te lande van bestuurswege worden vereischt tot breideling om zijne gedachten en gevoelens te uiten en openlijk mede te deelen, zonder dit meer te belemmeren dan tot verzekering der openbare orde gevorderd wordt’. Het advies is nooit uitgebracht, doordat de gouverneur-generaal zich niet de wet liet voorschrijven door de minister. Op 8 januari 1882 schrijft m. aan J.A. Roessingh van Iterson dat Hasselman hem verklaard heeft dat Brest van Kempen destijds de regent de hand boven het hoofd hield ‘omdat die hem meiden leverde’. Daarnaast zou Hasselman hem gevraagd hebben waarom hij geen gebruik heeft gemaakt van zijn rapport over Lebak (‘Daar staat meer in dan in je Havelaar!’). m. schrijft verder dat hij Hasselman niet genoeg kent ‘om te weten of hy'n man van z'n woord is, (ik gis: ja!’)’ (vw xxi, p. 608-609).

Reeds in 1868 had m. Busken Huet geschreven dat Hasselman hem verteld had dat ‘een der redenen waarom de Resident van Bantam zyn pligt niet deed een zekere afhankelykheid van den Regent was, in zaken die ik niet noem omdat uw vrouw myn brief leest.’ (5 april, vw xii, p. 751). *Schimmelpennick van Nyenhuis