Geloof

Met Het Gebed van den onwetende nam m. in 1861 publiekelijk afstand van zijn geloof in God. De rede werd zijn ‘godin’ (Over Specialiteiten, vw v, p. 492), want:

‘De Natuur is alles, en: alles is natuurlyk. Waar 't ons gegeven is de volgorde na te gaan van de logica der feiten, erkennen we dat natuurlyke, die: noodzakelykheid. Waar de logica ons ontsnapt - omdat we zo weinig weten - denken we aan een God.’ (Idee 166, vw ii, p. 389)

Hij concludeert in een noot bij Idee 166: ‘Geloof is alzo 'n opgedrongen surrogaat voor kennis.’ (vw ii, p. 681-682).

In zijn geschriften bekritiseert hij herhaaldelijk het geloof in een god. In een brief aan Mimi d.d. 31 juli 1863, schrijft hij: ‘Geloof? 't Is een domheid of subliem! Domheid in redenering, in zoeken naar waar-heid. Subliem in handeling, als 't grootste offer.’ (vw xi, p. 192).

Het geloof belemmert de ontwikkeling van ‘den geringen stand’ waardoor elke vorm van opstand vermeden wordt, betoogt hij Idee 915. ‘Is niet die hele godsdienst één wyzen op den Hemel - waar alles beter wezen zal! - om de patiënten tevree te stellen met 'n Aarde... waarop zeer veel verkeerds, en 't brood duur is?’ (vw iv, p. 655). ‘Geloof is bygeloof’, schrijft hij in Idee 354, waarna hij in Idee 355 vervolgt: ‘Wie het eerst “geloof” wist te verheffen tot deugd, moet 'n stout man geweest zyn.’ (vw ii, p. 521), want: ‘Vóór 't Geloof geselen kon, en wurgen en branden, moest het vooraf de mensen krankzinnig maken.’ (aantekening bij Idee 233, vw ii, p. 693). In Idee 1233 geeft m. een ‘recept’ voor het ‘uitroeien van deze pest’. Onthouding alleen is niet voldoende: ‘het kind doet geen stap in de maatschappy zonder iets van dien God te vernemen. 't Is ouders en opvoeders onmogelyk deze spokery uit te roeien door onthouding.’ Hij stelt voor om ‘den afkeer van leegte’ toe te passen:

‘Men vulle het kind met kennis, men make hem gewoon aan begrypen en weldra zal 't hem stuiten iets aan te nemen dat, met z'n weten en begrip in stryd, zowel een miskenning van z'n oordeel wezen zal, als 'n belediging van z'n smaak.’ (vw vii, p. 447)

In noot 111 (1881) van de Max Havelaar schrijft m.:

‘De katholiek die vast en zeker gelooft dat de H. Maagd zich de moeite gaf 'n boodschap te komen brengen aan 'n hysterisch landmeisje te Lourdes, spot met den islamiet die beweert 'n visite of brief ontvangen te hebben van Mohamed. En de protestant, lachende om den katholiek, die boodschappen uit den hemel krygt, voelt zich zeer gesticht door 'n preek over den Engelenzang te Bethlehem.’ (vw i, p. 347)

*godsdienst *christendom *moderne theologie *Elberfeldse wezen *Daniël *katholicisme *ontevredenheid *Ris *vooruitgang