Katholicisme

m. liet zich katholiek dopen ter wille van zijn verloofde *Caroline Versteegh. Op 28 augustus 1841 deed hij, daartoe voorbereid door pastoor *J.H. Scholten, heilige communie en kreeg doopsel en vormsel toegediend door pastoor *Cartenstat (P. van 't Veer, Het leven van Multatuli, 1979, p. 93; vw viii, p. 91). Het hielp hem echter niet verder, want op 3 september schrijft Caroline hem: ‘de voornaamste hinderpaal is thans uit den weg geruimd, het staat nu te beproeven of Gij mij wezenlijk lief hebt.’ (vw viii, p. 92). Toen haar vervolgens op 8 oktober ongunstige berichten over m. bereikten, nl. dat hij onverschillig met zijn geld omging en dat hij klappen zou hebben uitgedeeld, werd de verloving verbroken (vw viii, p. 92). In m.'s werk komen we verschillende uitspraken over het katholicisme tegen. In Idee 584 schrijft hij bijv.:

‘meent men dat het Katholicisme ooit zou geheerst hebben zonder schilderyen, stand- of hangbeelden? Zonder eeuwig-jonge maagden? Zonder beeldschone naakte Sebastianen of Laurentiussen? Zonder muziek, en zonder wierook? Waarlyk, de dogmatiek van velen zit in neus, ogen, oren en... elders’ (vw iv, p. 337-338)

In een brief aan Mimi d.d. 30-31 juli 1863 schrijft hij over de katholieke kerk:

‘'t Is altyd geweest de schoonste organisatie die ooit bestaan heeft. Van den paus tot den minsten kloosterportier of liefdezuster, bestaan betrekkelyk slechts weinig trappen, maar door eene voorbeeldelooze geslotenheid heeft zy met haar stelsel de wereld geregeerd! Voorde wyze waarop zy gebruik maakte van haar magt, trek ik natuurlyk geen party, maar de organisatie is prachtig. Zy had het zóó ingerigt dat ze den mens aangreep by zyn geboorte, en hem niet losliet by den dood, ja daarnà zelfs! Van den doop tot het laatste oliesel omklemde zy de zielen met onweerstaanbare magt, en nog nà 't sterven beschikte zy over de mate van zaligheid. (...) En die kracht sproot grootendeels voort uit dat ééne (schoone) leerstuk: de onfeilbaarheid van de Kerk! (...) Ik beken dat het Katholicisme een oud, verrot gebouw is geworden (...) maar 't protestantisme is 'n huis zonder rez-dechaussée [rez-dechaussee=begane grond].’ (vw xi, p. 191-192)

Een soortgelijke vergelijking maakt hij ook in een brief aan De Geyter d.d. 1 april 1866. Hierin noemt hij het katholicisme weliswaar ‘een dwaling’, maar het *protestantisme ‘een pest’ (vw xi, p. 572).

In de Woutergeschiedenis schetst m. een groep katholieken over wie hij niets dan goeds schrijft: de onbetaalbare roomse Stijntje, de aanvallige roomse Femke, de flinke roomse Vrouw Claus, Femke's moeder, met als hoofdpersoon pater Jansen. In Idee 893-896 beschrijft hij een aantal katholieke types.

Over een wasvrouw merkt hij op: ‘Eén onnozel halskraagje kost haar meer moeite dan de hele zaligheid’ (Idee 893, vw iv, p. 628). Hij vertelt dat hij te Keulen eens een processie heeft bijgewoond, ‘Elke toeschouwer moet verbaasd staan over de zonderlinge fysionomieën die men by zulke gelegenheden te zien krygt, en over heb byna volslagen gemis van een dragelyk gelaat’. En in Idee 894 schrijft hij dat het katholicisme in ‘zeer letterlyken zin’ het ‘Evangelie der armen’ is (vw iv, p. 630-631).

*geloof *kerkelijke belasting *Kulturkampf *pauselijke onfeilbaarheid *Veuillot