Veuillot, Louis-

1813-1883, Frans journalist, schrijver, hoofdredacteur van het ultramontaanse blad L'univers réligieux. Hierin publiceerde hij hoofdartikelen waarin de rechten van de paus verdedigd worden en waarin Napoleon iii bekritiseerd wordt.

In Idee 962 spot m. dat hij buigt onder de ‘tuchtroe’ van de *Schager Courant, ‘als dezer dagen Veuillot voor den Paus’ (vw vi, p. 157).

In 1867 kreeg m. van J. de Geyter Les odeurs de Paris (1866) van Veuillot cadeau. Op 4-5 april schrijft hij H.L. Flemmich dat hij veel negatieve geluiden over dit boek gehoord heeft. Waarschijnlijk zal het boek hem niet ontstemmen, want: ‘Wenn Veuillot über alledem was es in Paris ekelhaftes gibt, die Wahrheit sagt, hat er Recht dazu, und es ist unmöglich über Koth zu sprechen ohne Koth zu berühren.’ (vw xii, p. 160). Na lezing van het boek schrijft hij op 28 oktober 1872 aan J.N. van Hall:

‘Ik, ongeloovige, vond nu-en-dan goede munt by Veuillot, en ik was bly dat ik me daarover verheugen kon! Ge weet hoe ik oordeel over “mooivindery”. Welnu, zelden ontving ik een pluimpje dat me aangenamer was dan 't geschenk van de Geyter te Antwerpen: “les odeurs de Paris.” “Dàt zal je bevallen!” schreef m'n Antwerpsche vriend. Zyn er veel lezers die 't begrypen, welke punten van aanraking er kunnen zyn tusschen den zelotischen ultramontaan en my? Zeker niet.’ (vw xv, p. 430-431)

In Idee 938 noemt hij Veuillot in zijn stelling dat moderne dominees (*moderne theologie) veel erger zijn dan katholieken of ultramontanen (fel orthodoxe en pausgezinde katholieken):

‘Doe me 't genoegen, den eersten priester dien ge ontmoet, namens my te omhelzen. En wilt ge daarna leren uit den grond van uw hart: leve Veuillot! te roepen, kom dan ik Holland, en blyf er een jaar. Daar zullen de modernen u doen inzien dat die man vergelykenderwyze 'n kraamkind van onschuld is. Ik laat nu in 't midden, of ook hy doorgaande liegt. Het valt me moeilyk dit te geloven, omdat er uit huichelary niet zoveel talent - in gewonen zin - zou kunnen geput worden, als hy blyken geeft te bezitten. Modernen hebben een heel ander soort van bekwaamheid die alle talent overbodig maakt. Indien Veuillot liegt, dan blyft het toch waar dat-i tracht consequent te zyn, of consequent te schynen. Modernen geven zich die moeite niet.’ (vw vi, p. 118-119)