Daniël
joodse jongeman, in ballingschap aan het hof van Nebukadnesar. Met verwijzing naar het bijbelboek Daniel vi, schrijft m. in Idee 1233:
‘Wanneer de meid kwam vertellen dat de kat zure augurken gediefd had, vond ze geen geloof, want: “dit streed tegen de natuur der katten”. Maar 't streed niet tegen de natuur van hongerige leeuwen, dat ze Daniël spaarden. Of liever tegen die natuur streed het wel enigszins, maar... 't klopte met “Eredienst”. Over zoiets kan gepreekt worden, wat niet het geval was met die wonderkat van de meid. Ziedaar 't criterium der grenzen tussen dom bygeloof en “geloof” dat... niet dom is, gelyk ieder uit het voorafgaande zonder verdere toelichting kan opmaken.’ (vw vii, p. 446)