Waal, Engelbertus de-
1821-1905, trouwde op 21 oktober 1847 te Tjiandjoer met Marie A.T. van der Hucht (1828-1919), een dochter van Tine's voogd Jan P. van der Hucht. De Waal was van 1837 tot 1858 ambtenaar in Nederlands-Indië. Hij werkte achtereenvolgens als klerk, commies, hoofdcommies en was vanaf 1848 referendaris ter Algemene Secretarie te Batavia. In 1856 werd hij directeur der Middelen en Domeinen. Hij was verder oprichter (1842) en redacteur van het Indische tijdschrift De Kopiist, dat in 1844 werd herdoopt in Indisch Magazijn en een jaar later werd opgeheven. In 1858 vertrok hij voor een tweejarig verlof naar Nederland. Daar sloot hij zich aan bij *Fransen van de Putte, in juni 1868 werd hij minister van Koloniën in het kabinet Van Bosse-Fock (tot 1870). Tijdens zijn ministerschap werd een tweetal liberale wetten uitgevaardigd, de *Agrarische Wet (1870), die een einde maakte aan het *Cultuurstelsel, en de Suikerwet. Hij bereidde het Sumatra-Traktaat voor met Engeland, waardoor Nederland de vrije hand kreeg in Atjeh middels een koloniale gebiedsruil met Groot-Britannië (P. van 't Veer, De Atjeh-oorlog, 1969, p. 32 e.v.). De Waal publiceerde bovendien een reeks belangrijke boeken over Indische politieke en financieel-economische onderwerpen.
Toen dd. in 1847 van Parakan Salak naar Poerwakarta vertrok, ging hij via Buitenzorg, waar hij mogelijk De Waal getroffen heeft, die daar toen werkzaam was. Tijdens hun verblijf te Batavia en Buitenzorg in afwachting van dd.'s overplaatsing naar Lebak (najaar 1855 - voorjaar 1856), zullen Tine en hij De Waal zeker gesproken hebben op de diners van *Duymaer van Twist. De Waal, inmiddels gouvernementssecretaris en waarnemend algemeen secretaris, was destijds de favoriet en vertrouweling van Duymaer van Twist. (P. van 't Veer, Het leven van Multatuli, 1979, p. 291, 298, 457). In de Max Havelaar lezen we dat Havelaar zijn abonnementsgeld voor *De Kopiist niet betalen kon. In een noot bij deze passage geeft hij in 1875 zijn vernietigend oordeel over de toenmalige redacteur, die ‘later als minister 't zyne bygebracht [heeft] om den toestand in Indiën onhoudbaar te maken’:
‘Van al de *duitenplateryen waarmee hy Kamers en Natie enige jaren aan de praat hield, noem ik nu alleen de fameuze komptabiliteitswet [*comptabiliteitswet], 'n monument van bureaukratische onbruikbaarheid, en als zodanig de getrouwe afspiegeling van den man zelf. Hy was 't ook die zo byzonder veel bydroeg tot de verlamming van 't gezag in de binnenlanden door de splitsing van rechterlyke en besturende macht.’ (vw i, p. 345)
In de Causerieën wordt De Waal herhaalde malen gehekeld: ‘Hoera voor De Waal! Dát is een minister! Hebt ge gehoord hoe hy de tractementen der indische officieren beknibbeld heeft? Dat noem ik eerst echt-liberaal.’ (vw iv, p. 244). En verderop: ‘Nederlanders juicht! Volksvertegenwoordigers jubelt! De Waal heeft middel gevonden Uw batig saldo met ca. 25 × 8 gulden 's jaars te verhogen. Dat geld heeft hy veroverd op de 25 misdadigers die in Insulinde jaarlyks in naam des Konings worden opgehangen. (...) De Waal heeft zich overtroffen. Hoera voor zo'n minister. (vw iv, p. 268). In de Divagatiën spreekt m. van zijn ‘zeer intiemen vyand De Waal, die met z'n agrarische wet de kroon heeft gezet op 't verdelgingswerk dat voor twee-en-twintig jaren een aanvang nam’. Zo heeft men sinds 1848 ‘alle herstel van 't zieke Insulinde’ hoe langer hoe moeilijker en gaandeweg onmogelijk gemaakt (vw v, p. 334). In oktober 1868 maakte De Waal de stukken betreffende de onderhandelingen van zijn voorganger *Hasselman met *C. Busken Huet aangaande diens zending naar Indië, openbaar.