Mansholt, Derk Roelfs
1842-1921, geb. te Ditzumer Hamrik (Oost-Friesland), verhuisde in 1866 naar Scheemda. Van 1869 tot 1882 was hij landbouwer in Meeden, later in de Westpolder bij Ulrum. Daarnaast was hij medewerker van o.a. Het Radicaal Weekblad, Het Friesch Volksblad en De Bildtsche Courant en was hij voorzitter van de Bond voor Landnationalisatie. In 1888 stelde hij zich kandidaat voor de Tweede Kamer, maar werd niet gekozen omdat hij vóór de graanrechten was; men vreesde hierdoor hogere broodprijzen. Verder behoorde hij tot de ijveraars voor algemeen kiesrecht. Hij was één van de eersten die openlijk partij trok voor *Domela Nieuwenhuis door zalen voor diens toespraken te regelen en met hem rond te trekken. In 1886 was Mansholt medeoprichter van Het Groninger Weekblad, een ‘radicale courant’, die naast Domela Nieuwenhuis' Recht voor allen zou strijden voor het socialisme. Hij leverde zelf veel bijdragen hiervoor in de periode 1886-1892, o.a. over de arbeidersbeweging en de landbouw.
Mansholt leerde m. waarschijnlijk in januari 1874 kennen; zij bleven tot m.'s dood bevriend. m. was tweemaal bij Mansholt in Meeden te gast en zijn geadopteerde zoon *Wouter was meermalen op de boerderij te vinden.
De eerste brief van m. aan Mansholt dateert van 9 januari 1874 (vw xvi, p. 377-379). Hij bedankt Mansholt voor diens ingezonden stuk ‘Nederlandsch-Indische oorlogstactiek’ in de nrc (7 januari 1874; vw xvi, p. 373-376) en prijst hem voor het ‘partytrekken voor logica, recht en zedelykheid’.
In Het Schoolblad van 19 december 1876 verdedigt Mansholt m. tegen een aanval van *J. van Vloten, waarbij hij zichzelf en andere Multatuli-lezers met de naam ‘Multatulisten’ versiert: ‘wij Multatulisten schatten onze meester hoog, zéér hoog’ (vw xviii, p. 577; *Het Schoolblad).
De verzameling van 23 brieven van de hand van m. aan Mansholt is in 1947 aan het Multatuli-Museum geschonken. In 1906 stond Mansholt zelf al enkele brieven af voor publikatie in het vijftigjarig gedenkboek van De Dageraad. De brieven van Mansholt aan m. zijn niet bewaard gebleven. Wel zijn er brieven van H. de Raaf aan Mansholt en vice versa waarin m. herhaaldelijk ter sprake komt. Op 12 maart 1878 beschrijft Mansholt De Raaf zijn eerste ontmoeting met m. ten huize van *Versluys in Groningen (vw xix, p. 299-303). Op 25 maart 1879 schrijft hij over m.'s voordracht in Veendam: ‘op het - of de - katheder was hij minder aamechtig en zenuwachtig dan verleden jaar. Toen hij begon te spreken hing alles aan zijne lippen en dit bleef zoo tot aan 't einde toe’ (vw xix, p. 791). Op 10 maart 1881 schrijft hij: ‘Het belangrijkste nieuws van hier is, dat we D. Dekker voor een paar dagen te gast hebben gehad, en, als verleden jaar, met het grootste genoegen. Hij is nog dezelfde, doch wordt hij er lichamelijk niet minder op. Zijn asthma plaagt hem - 's morgens - nog altijd, doch niet meer in die mate als verleden jaar. (...) als hij weer tehuis komt, zal de Woutergeschiedenis vervolgd worden. Hij heeft mij ingewijd in zijne plannen daaromtrent, ik voorzie iets schoons’ (vw xxi, p. 203-205; m.'s plan om de Woutergeschiedenis voort te zetten werd nimmer uitgevoerd).
Wanneer m. in 1881 redacteur *De Veer voor een *duel uitdaagt, maar hiervoor geen tweede secondant kan vinden, schrijft Mansholt De Raaf: ‘als hij den anderen niet vindt, zal ik mij aanbieden. Als 'k maar wat meer verstand had van duelleeren! Hoogst waarschijnlijk zal de redakteur echter weigeren en dan kan met getuigen gestaafd worden wie of eigenlijk laf en gemeen is.’ (26 oktober 1881, vw xxi, p. 503).