Schoolblad, het-
blad voor onderwijzers, opgericht in 1871, tot 1876 was *J. Versluys hoofdredacteur.
Versluys publiceerde op 23 november 1873 in het blad (vw xvi, p. 306-310) een recensie van de Millioenen-studiën. Hierin veronderstelde hij dat de bestrijding van de speelbanken hoofddoel van het werk was. m. reageerde hierop in het Het Schoolblad van 9 december (vw xvi, p. 336-340) met het artikel ‘Geen anti-kritiek’, waarin hij een deel van Versluys kritiek in dank aanvaardt en een deel ervan weerlegt. m. vraagt zijn uitgever G.L. Funke in een brief d.d. 31 januari 1874 zijn werken ter aankondiging aan Het Schoolblad te zenden omdat Versluys hem had laten weten zijn werken aan onderwijzers aan te bevelen. Hij schrijft verder dat de ‘geest van de Redaktie’ ‘zeer welwillend’ is (vw xvi, p. 411).
Op 19 januari 1875 kwam Versluys in het blad verontwaardigd op tegen de hatelijkheden waarmee *J. van Vloten m. weken achtereen in Onze Tolk had bestookt. m. noemt deze actie van Versluys in een noot bij Idee 766 (vw iv, p. 698). De sympathie waarmee m., vooral na publikatie van zijn derde bundel Ideeeën, in dit blad beoordeeld werd, was in 1875 voor J. van Vloten aanleiding zijn medewerking aan het blad op te zeggen. Hij stoorde zich te veel aan de ‘apenliefde’ voor m.
Als Versluys in 1876 wordt opgevolgd door H. de Raaf, G. Penon en C. van Riet, tracht Van Vloten opnieuw Het Schoolblad tegen m. op te zetten (*J. Schippers). Tot m.'s verontwaardiging werd Van Vlotens negatieve stuk, getiteld ‘Averechtsche aanprijzing’ in dezelfde aflevering van Het Schoolblad geplaatst als de positieve recensie van de eerste afleveringen van de zevende bundel Ideeën door *S.E.W. Roorda van Eysinga (beide stukken in vw xviii, p. 565-568). De Raaf bericht m. dat de plaatsing op een vergissing berust (zie hiervoor m.'s brief aan De Raaf d.d. 16 december 1876, vw xviii, p. 575-576).
Het artikel van Van Vloten leidt tot een polemiek met *D.R. Mansholt, die direct in het volgende nummer reageert (vw xviii, p. 577-579). Het antwoord van Van Vloten, getiteld ‘Inzake Multatuli’, wordt, evenals een door hem ingezonden artikel over de Prins van Oranje door de redactie van Het schoolblad geweigerd. De artikelen, aldus schrijft De Raaf op 23 december 1876 aan Van Vloten, zijn ‘te fel van toon’. Van Vloten zegt zijn medewerking voor de tweede keer op en publiceert het relaas van deze gebeurtenissen, alsook de beide geweigerde artikelen, in zijn eigen blad, De Levensbode (1877, ix, p. 327-341; vw xvi-ii, p. 628-623). In dit stuk, getiteld ‘Het Schoolblad, de Multatuli-koorts, en 't Ultramontanisme’ noemt Van Vloten Versluys, Schipper en Mansholt de leden van ‘het narrengilde’ die het menen te moeten opnemen voor die ‘verongelijkten Heilige’.