Wijs mij de plaats waar ik gezaaid heb
brochure van m. voor de slachtoffers van de watersnood (‘bandjir’, vw i, p. 497) in Nederlands-Indië in mei 1861 (vw i, p. 479-505). Op verzoek van de uitgever *H. Nijgh schreef m. dit geschrift, waarvan de titel ontleend is aan de *Toespraak tot de hoofden van Lebak uit de Max Havelaar (vw i, p. 107). Deze schets begint met een behandeling van eerdere watersnoodverzen en verhalen (*Cremer, *Focqenbroch). Hierna benadrukt m. het economisch belang van Java voor de Nederlandse welvaart. De schets eindigt met de vertelling ‘Banjir’, het verhaal van Karidien, een eenvoudige Javaan, die een tijger had weten te doden met zijn klewang. Met het hiervoor gekregen geld f 22,- vierde hij feest, toen de Banjir zijn hele familie doodde.
Nog in hetzelfde jaar verscheen een tweede druk. Het geschrift werd later opgenomen in de Herdrukken (1865) en in de Verspreide Stukken (1865, herhaaldelijk herdrukt). De uitgever kon spoedig f 1300,- naar Indië sturen, schrijft m. in zijn naschrift bij de derde druk (1865, vw i, p. 506-507). De Nederlandse natie bracht in totaal ca. tien maal dit bedrag bijeen: dat is ‘nog niet een negende gedeelte van wat één Chinees te Semarang heeft bygedragen, die ogenblikkelyk de waarde van een ton gouds in ryst ter beschikking stelde’. Hij betuigt in dit naschrift zijn ‘bitter berouw over Havelaar's dwaling, en over de naieve domheid van stukjes als “Wys my de plaats”’. *Bommelerwaard *Cremer