Focquenbroch, Willem Godschalk van-
ca. 1630-1675, Amsterdams geneesheer, toneelschrijver en dichter. Zijn De min in het Lazarushuys (1674) werd vele malen opgevoerd.
Hij leidde een dusdanig bandeloos leven dat zijn patiënten over hem gingen klagen. Hij liet zich daarom in 1667 door de W.I.C. werven als fiscaal op één van de meest desolate plaatsen van Afrika's Westkust, St. George del Mina, waar hij bleef tot het einde van zijn leven.
Op diens rustige leventje als fiscaal zinspeelt m. in Idee 318: ‘Z'n godenraad is onaantasbaar voortaan (...)’ (vw ii, p. 508). In de inleiding van Wijs mij de plaats, een brochure die m. in 1861 schreef voor de slachtoffers van de watersnood in Nederlands-Indië, citeert hij drie fragmenten uit Focquenbrochs gedicht ‘Land en Kerkenoot’ (Alle de werken van Focquenbroch, Amsterdam, 1696, p. 302-309), om duidelijk te maken dat het erg moeilijk is nog oorspronkelijk werk over dit thema te schrijven (vw i, p. 483-484).
In zijn aanval op het lezerspubliek dat proza en poëzie van eigen bodem beoordeelt op grond van vergelijking met buitenlandse beroemde werken (*Franse modellen), schrijft m., dat zelfs de ‘vuile Focquenbroch’ geprezen werd ‘omdat z'n “overaardige Spotvaarzen” even mooi waren als die van Scarron “de echtgenoot van Mevrouwe de Maintenon [*Scarron d'Aubigné], die thans zo berucht aan 't Hof van Lodewyk den xiv is”.’ (vw vii, p. 456).