Voo, Goose Weijnand van der-

1806-1902, geb. te Rotterdam, vrijdenker en Saint-Simonist (socialist). Onderwijzer te Brussel tot hij in 1830 terugkeerde naar Nederland, waar hij in 1838 een genootschap tegen drankmisbruik oprichtte. Samen met J.Th. Dutillieux moet hij de auteur zijn van het anoniem verschenen Physiologie van Rotterdam (1844). Met A.J. Nieuwenhuis vertaalde hij in 1856 Het nieuwe Christendom (1825) van Claude Henri de Saint-Simon (1760-1825) en in 1860 publiceerde hij De leer van Saint-Simon ontvouwd. In 1888-1889 verscheen van zijn hand Mijne Werken. Als vrijdenker was hij omstreeks 1858 actief in de vereniging De Lichtstraal. In 1869 werd hij secretaris van de vereniging Het Algemeen Stemregt en redacteur van het tijschrift van dit orgaan, De Rotterdamsche Lantaarn. Later werd hij redacteur van De Tolk van den Vooruitgang. Hij ijverde voor het verzoek om gratie van *J. de Vletter.

In Idee 482 noemt m. hem als één van de mannen ‘die smaad verdragen om den wille der waarheid’ (vw iii, p. 231). In 1869 bracht Van der Voo als lid van het bestuur van Het Algemeen Stemregt een bezoek aan m., met het verzoek als spreker op te treden voor hun vereniging, m. nam het aanbod aan en sprak er op 9 mei van dat jaar (vw xiii, p. 482-483). Van der Voo publiceerde in maart 1869 een enthousiast stuk over m. in de Rotterdamsche Lantaarn (‘Aan de kiezers’; vw xiii, p. 409) en schreef na diens voordracht een lovend verslag in hetzelfde blad (21 mei 1869; vw xiii, p. 493-498). Hij beveelt in dit verslag m. en *L. Pincoffs aan als kandidaten voor de Tweede Kamer van de Staten-Generaal. In de Rotterdamsche Lantaarn van 5 juni herhaalt hij deze aanbeveling (vw xiii, p. 521). In 1875 en 1876 publiceerde hij een drietal artikelen onder de titel ‘De bestrijders van Multatuli’ in De Tolk van den Vooruitgang. Als groot bewonderaar van m., verdedigt hij hem tegen de aanval van *J. van Vloten in diens Onkruid onder de tarwe (*Tolk van den Vooruitgang).

Het verging Van der Voo financieel slecht: in De Dageraad van 15 oktober 1888 vinden we een oproep tot steun. Om geld bij elkaar te krijgen, herdrukte hij zijn verspreide geschriften. In 1892 publiceerde hij in het Ter-Gedachtenisnummer van De Dageraad een acrostichon van de ‘heer J.T....., werkman en leerling van Multatuli’:

‘Mag tot in eeuwigheid het onrecht zegepralen, Uit deugd een bron van wee ontstaan?!
Laaghartigheid den prijs op eerlijkheid behalen, Ten spot van hen, die arm aan idealen
Alleen op goud en eer roofgier'ge blikken slaan? Toch zal de held, die zooveel heeft verdragen, Uit deernis met der broedren smart,
Langzaam maar zeker ééns het heerlijkst licht doen stralen
In menig duister hoofd en eerlijk menschenhart’. (Ter gedachtenis aan Multatuli, Amsterdam, 1892, p. 35)

*Jut