Raaf, Harm de-
1840-1921, schoolhoofd in Meeden (Groningen), vanaf maart 1877 leraar aan de Rijkskweekschool te Den Bosch en later te Nijmegen, vanaf 1897 leraar aan de Kweekschool in Middelburg. Van 1876 tot 1900 was hij redacteur van Het Schoolblad, van 1890 tot 1901 van het Nieuw tijdschrift ter bevordering van de studie der paedagogiek en van 1901 tot 1905 van het Tijdschrift ter bevordering van de studie der paedagogiek. Verder publiceerde hij een groot aantal werken op het gebied van de didactiek en pedagogiek. Hij hing de beginselen van de Duitse wijsgeer Herbart aan. Geheel in de geest van deze wijsgeer is zijn bekendste werk De beginselen der zielkunde (1883) dat in vele talen vertaald werd. Daarnaast publiceerde hij in 1886 Geheugen en denken (bewerkt naar Denken und Gedächtnis van F.W. Dörpfeld). De Raaf was nauw bevriend met *D.R. Mansholt. In hun correspondentie wordt m. herhaaldelijk ter sprake gebracht.
In 1876 publiceerde hij het artikel ‘Een en ander over Zedelijkheid en Zedelijke opvoeding’ in De Schoolbode (april, p. 113-126; fragment in vw xviii, p. 326-327).
De Raaf betoogt in het stuk onder meer dat in alle standen van de maatschappij de stoffelijke belangen veel hoger gewaardeerd worden dan de geestelijke: de mens is een Droogstoppel-figuur. Over de personages Havelaar en Droogstoppel uit de Max Havelaar schrijft hij dat ‘het onderscheid tusschen een eenzijdig dor menschenleven en een echt menschelijk, rijk verstands- en gemoedsleven’ treffend is.
Naar aanleiding van dit artikel, dat hij door toedoen van *J. Versluys onder ogen heeft gekregen, schrijft m. op 6 mei 1876 aan De Raaf dat het stuk hem zeer aangenaam was ‘wyl ge U op hooger standpunt plaatst, dan wel eens in paedagogische verhandelingen 't geval is. Dikwyls namelyk heerst 'n zeker iets voor, dat ik bijna 't ambachtelijke van 't vak noemen zou.’ (vw xviii, p. 353).
Op 26 juni 1877 verdedigt De Raaf m. in zijn blad n.a.v. de brochure van *Van der Voo (vw xviii, p. 685); op 1 januari 1878 neemt hij het voor m. op in Het Schoolblad (nr. 4; vw xix, p. 27-31) tegen een aanval van P.R.-d (ps. van *P. Westra) in De Levensbode.
m. bedankt hem hiervoor op 7 januari 1878 per briefkaart: ‘Verschoon me dat ik u maar 'n briefkaart zend, en geen behoorlyken brief. Door knagend verdriet ben ik letterlyk onbekwaam tot uiting.’ (vw xix, p. 35).
Na deze briefkaart is er, voor zover bekend, geen correspondentie meer geweest. Wellicht had, zoals uit een brief van Mansholt aan De Raaf van 18 april 1878 blijkt, m.'s ‘onheusche bejegening’ van De Raaf tijdens een voordracht in 's-Hertogenbosch daar iets mee te maken (vw xix, p. 482).
(Lit. K. ter Laan, Multatuli en twee van zijn discipelen, Mansholt en De Raaf; met brieven van en over Multatuli. Leiden, 1949)