Huisman, Hendrik Hendricus-

13 maart 1821 - 6 februari 1873, godsdienstonderwijzer bij de Nederlands Hervormde Kerk, vriend en correspondent van m. Hij had een zwakke gezondheid en een lichamelijk gebrek (hoge rug). In 1854 kon hij zijn ondogmatische overtuiging niet langer loochenen en nam, met een ‘Adres’ gericht aan de Amsterdamse kerkeraad, ontslag. Hierna probeerde hij als boekhandelaar aan de kost te komen; van zijn vrienden kreeg hij omstreeks 1860 een linieermachine met knecht tot zijn beschikking. Hij kon echter nauwelijks werk vinden. In 1858 was Huisman nog enige tijd secretaris van de eerste Vrije Godsdienstige Gemeente in ons land.

Vanaf 1859 was hij secretaris en vanaf 1867 tot zijn dood voorzitter van de vereniging De Dageraad (*De Dageraad 2). In het tijdschrift De Dageraad (*De Dageraad 1) vestigde hij de aandacht op de toestand van de arbeiders en meende dat de vereniging ook in het belang van de handwerksman zou moeten optreden. In augustus 1867 stond hij aan het hoofd van een afvaardiging van De Dageraad, die naar de algemene vergadering van de Maatschappij tot nut van den Javaan in Arnhem ging. In 1869 speelde hij een rol in de arbeidersbeweging (de Eerste Internationale in Nederland).

Enkele van pseudoniemen waaronder hij onder meer in De Dageraad, Het Stuiverblad en De Toekomst publiceerde zijn: Timotheus (onder deze naam door m. genoemd als één van de mannen die ‘smaad kan verdragen om den wille der waarheid’ in Idee 482, vw iii, p. 230), Esopus, 3x3 en Sentot.

Onder het ps. Philoverax schreef hij in 1861 het vlugschrift Nederland en Max Havelaar, met de aansporing m. kandidaat te stellen voor de Tweede Kamer in alle districten, onder het motto: Tuares agitur (over uw zaak wordt gehandeld). Het werd uitgegeven door *F.C. Günst. In 1869 publiceerde hij onder dit ps. Des verstokten Ninevieten. Open zendbrief aan Dr. Jona C. Zaalberg, Modern profeet en godgeleerde (eveneens uitgegeven door Günst). De brochure is opgedragen aan ‘den grooten dichter en denker Eduard Douwes Dekker (Multatuli)’ en bevat op p. 15-17 een verslag van een brand op 26 maart 1869 waarbij zijn boeken en brieven van m. verloren gingen: ‘Die werken en het portret van den auteur, waren een geschenk van hem aan mij, en hadden benevens zijne brieven, althans voor mij, een onschatbare waarde, en ik had die voor geen prijs ter wereld willen afstaan.’ (fragment opgenomen in vw xiii, p. 612).

Huisman richtte in 1865 met enkele anderen voor m. de zolderkamer bij *d'Ablaing van Giessenburg in. In augustus 1864 schrijft m. Mimi dat hij die ochtend bezoek had gehad van ‘een kromme kreupele aamborstige katechiseermeester’, die ‘dood arm’ is. ‘Hy is op straat gezet door de kerk, omdat-i 't geloof niet goed onderwees.’ (vw xi, p. 365).

A. Jongstra noemt de trouw van Huisman ‘die der multatulianen’: ‘Hij waarschuwt als er stukken tegen Multatuli verschijnen, stuurt knipsels op en neemt het ook zelf in ingezonden stukken en artikelen voor zijn geestelijk leidsman op’ (Multatulianen, 1985, p. 39-40). *Duursma.