Dichters

m. meent dat veel dichters hun ‘verzen’ ‘fabriceren’; deze gedichten zijn gekunsteld, d.i. niet echt, waarachtig. In Idee 69 lezen we hierover:

‘Daar heb ik nu om een vers te maken - neen, om 't te behouden, maken deed het zichzelf- “daadlyk” geschreven voor “terstond”. Om die fout te herstellen, zou ik aan 't knoeien moeten gaan, en ik heb geen tyd omdat ik Ideeën schryf. Als 'n dichter verzen maakt, zyn er fouten in: Shakespeare. Wie verzen maakt zonder fouten, is een verzenmaker: Boileau [*Boileau-Despréaux] en velen.’ (vw ii, p. 321)

Idee 56 luidt: ‘Er zyn dichters die verzen maken.’ (vw ii, p. 320). In Idee 263 schrijft hij:

‘Er is niets poëtischer dan de waarheid. Wie dáárin geen poëzie vindt, zal steeds een pover poëetje blyven daarbuiten.’ (vw ii, p. 464)

In een aantekening bij dit Idee voegt hij hieraan toe:

‘Ook jammer genoeg! Want zie, dichters konden hun ziel beter besteden. Terwyl Hamlet droomt en mymert en muziek-ruist, zitten Mr en Mw Claudius gerust op den troon van 't land: wherein something rotten. Dat peinzend sammelen van de dichters verlengt den triumf der schelmen.’ (vw ii, p. 672)

m. is het met *Da Costa eens, die ‘Gevoel, Verbeelding en Moed’ de elementen noemt die een dichter vormen. In Idee 1086 (vw vii, p. 18-20) gaat hij hier uitgebreid op in. *poëzie *Pennewip *verzen