Boileau-Despréaux, Nicolas-

1636-1711, Frans dichter, vooral bekend door zijn L'Art poétique (1672), waardoor hij de wetgever werd van de Franse klassieke dichtkunst.

In de Milloenen-studiën wijst m. op diens verheerlijking van koning Lodewijk xiv en noemt hem ‘de yverigste, de zotste, de verderfelykste’ onder de ‘leugenaars op rym’ die Lodewijk xvi tot aap maakten (vw v, p. 113). Verderop spreekt hij van het ‘laf gerymel van dien Boileau met z'n tolus [=het Tolhuis bij Lobith waar het Franse leger over de Rijn trok] en de rest’, waarvan hij niet kan begrijpen dat de Fransen het voor poëzie aanzien (vw v, p. 114). In een noot hierbij maakt hij spottend melding van Boileau's klacht over de onwelluidendheid van de Hollandse plaatsnamen. Toch is deze ‘armzalige versificatie’ nog prachtig in vergelijking met de ideeën die ‘de kunstenmaker’ verkondigt (vw v, p. 314). Over een bekende uitspraak van Destouches (tweede bedrijf van de klassieke komedie Les Glorieux, 1728), die hij - en met hem vele anderen - aan Boileau toeschreef, schrijft hij op 4 september 1866 aan C. Busken Huet:

‘La critique est aisée, et l'art difficile [Fr. kritiek is makkelijk en kunst moeilijk] - vind ik een lamme regel, en vry leeg van zin. Wist Boileau niet dat juist de kritiek een “art” is? De spreukmatige tegenstelling valt te water.’ (vw xi, p. 676)

Ook in Idee 637 levert hij kritiek (vw iv, p. 385). In een aantekening hierbij spreekt hij spottend van ‘Boileau, die in z'n dubbele hoedanigheid van Fransman en verzensmid wel 'n beetje gerechtigd was om niet precies te weten wat-i zei’ (vw iv, p. 683). *dichters *kritiek *Rolet