Costa, Isaäc da-
1798-1860, Nederlands letterkundige, leerling van Bilderdijk, door wie hij, samen met zijn vriend Abraham Capadose, tot het christendom werd bekeerd. Hij werd voorman van het Réveil, wat onder andere tot uiting kwam in zijn Bezwaren tegen den geest der eeuw (1823). In 1839 werd hij lid van het Koninklijk Instituut, waar hij in 1840 zijn gedicht ‘Vijf en twintig jaren’ voordroeg.
In de zesde bundel Ideeën uit 1873, schrijft m. over diens gedicht ‘De gaaf der Poezie’:
‘Het komt me voor, dat Da Costa de elementen die den dichter vormen - Gevoel, Verbeelding en Moed - met betrekkelyke juistheid heeft opgegeven.’ (Idee 1086, vw vii, p. 18)
m. komt hierop terug in Idee 1119, waarin we lezen dat Wouters idealen (gevoel, verbeelding en moed) ‘niet precies gecopieerd waren uit z'n romans’ (vw vii, p. 91). Enkele jaren eerder liet hij zich in een brief aan C. Busken Huet nog aanzienlijk minder positief uit over de dichtkunst van Da Costa:
‘Da Costa streeft hem [Bilderdijk] in kakebeenvermoeiende hardklankigheid op zy en voorby:
“Heil het Lam dat overmocht heeft,/Dat ons met zyn bloed gekocht heeft,/Dat verlossingén(!) gewrocht heeft...” Is dat niet wat hard, vooral voor 'n Lam?’ (31 mei 1867, vw xii, p. 238)
In de Millioenen-studiën gebruikt hij, naar hij zelf in zijn aantekeningen aangeeft, de aan Da Costa ontleende vergelijking: ‘“In de Hel, in de Hel, in de Hel! Zondaren bekeert u! Laat u wassen met het bloed van Christus, de beste zeep voor bemorste zielen...”’ (vw v, p. 299, aantekening p. 324).