Bientjes, Jan Alle-
Hellevoetsluis 1848 - Amersfoort 1931, achtereenvolgens wiskundeleraar te Amsterdam, redacteur van de progressieve Zaanlandsche Courant en directeur van de Rijks Opvoedingsgestichten te Veenhuizen en Haren (Groningen). Na zijn pensionering woonde hij in Haarlem en later in Amersfoort. Correspondent en verdediger van m. die, n.a.v. Bientjes' artikelen in de Zaanlandsche Courant, in hem een geestverwant meende te herkennen. m. schrijft hem op 7 augustus 1874 dat het hem genoegen doet dat hij, *Versluys en *Feringa, ‘die alle drie party voor my trokken, mathematici zyn. Dat 's 'n goed teeken! Ik zal er eens op bluffen tegen Publiek.’ (vw xvi, p. 650).
m. trok echter fel van leer tegen Bientjes toen de Zaanlandsche Courant in een redactioneel artikel de *Maatschappij tot Nut van den Javaan verdedigd had (vw xvii, p. 113-114). Hij schrijft hem hierover in een kort briefje:
‘Inderdaad, het is me onmogelyk gedachten te wisselen met iemand die 't gezond verstand en de moraliteit zoo in 't aangezicht slaat. Wel begryp ik dat uw vergryp voortvloeit uit onkunde, doch ook dit is stuitend. Ge kondet beter weten! Ik verwacht nu eerlang *Dr. Kuyper te zien aanbevelen voor leraar in de wiskunde.’ (23 november 1874, vw xvii, p. 115)
Een dag later vraagt hij in een uitgebreide brief excuus voor zijn onvriendelijke woorden, hoewel hij wat de inhoud betreft bij zijn mening blijft (vw xvii, p. 118-122).
In 1878 schreef Bientjes in De Levensbode (x, p. 321-335; vw xix, p. 538-548) een kritische bespreking van m.'s voordracht te Zwolle over wijsbegeerte. Hierin schrijft hij onder meer: ‘Ik mag voor het oprecht karakter dezer regelen niet verzwijgen, dat ik met den Hr. Van Vloten bijna onvoorwaardelijk instem, wat zijn oordeel over den schrijver en mensch Douwes Dekker betreft. Alleen maakt het nog immer een punt van mijne studie uit, in hoeverre de eigenaardigheden, die zich bij Douwes Dekker's menschen- en schrijversloopbaan voordoen -natuur-noodwendigheden zijn; verschijnselen, die zich in het leven van meer groote geesten hebben voorgedaan.’.
Bientjes koos steeds meer meer de zijde van *J. van Vloten. Dit werd onder meer duidelijk in de artikelen ‘Dr. J. van Vloten herdacht’ (De Nieuwe Gids, 1915, nr. 1, p. 374-377) en ‘De Multatuli-legende van Eduard Douwes Dekker 3/4 eeuw na haar ontstaan’ (Utrechts Dagblad van 14 februari 1926).