Admiraal, Aart-
Goedereede 1833 - Schoonhoven 1878, opgeleid voor onderwijzer werd hij, wegens gezondheidsproblemen, uiteindelijk directeur van het telegraafkantoor te Schoonhoven. Hij was verder redacteur van De Nederlandsche Spectator. In 1862 publiceerde hij de brochure Ideën over Multatuli (ps. Arimaldi). Verder publiceerde hij ‘Flakkeesche Vertellingen’ in het tijdschrift Eigen Haard en de maçonnieke roman Hoe hij koning werd (2 dln., Dordrecht 1863). Zijn literaire essays werden in 1878 gebundeld onder de titel Oudheden.
Admiraal was een groot vriend van m., maar geen kritiekloze bewonderaar. In de Tijdspiegel van 1875 (iii, p. 82) verdedigde hij in het artikel ‘Dr. J. van Vloten op de ketterjacht’ (fragmenten in vw xvii, p. 754-755) *J. van Vlotens Onkruid onder de tarwe. Verder plaatste hij in 1876 in Nederland het uitvoerige artikel ‘Multatuli en zijne werken geschetst’, waarin hij onder andere m.'s spot met de modernen (*moderne theologie), diens grafschriften op *J.R. Thorbecke en diens vertelling van de *Keulenaars afkeurt.
Dit artikel sluit af met een ‘Zendbrief aan het jonge Holland’, waarin Admiraal de jeugd aanspoort in m.'s geest te werken. Hij bespreekt hierin tevens de machten die tegen m. een strijd op leven en dood voerden: de liberale pers, de geestelijken en de staatslieden. Laten wij ons, aldus Admiraal, aaneensluiten rondom de man ‘wiens optreden ons een weldaad was, wiens medeburgerschap ons hoger verheft dan wij aan hem verdiend hebben’. Het artikel werd herdrukt in Admiraals Oudheden. In 1890 werd het toegevoegd aan Nog-eens: Vrye-arbeid, deel iii in Multatuli. Serie goedkoope werken (1889-1890) van de uitgeverij Gebrs. E. & M. Cohen (herdrukt als Meesterwerken van Multatuli, 4 dln., 1900).
Admiraal publiceerde in De Nederlandsche Spectator (1875-1878) onder het ps. Paulus een reeks ‘Brieven aan 't jonge Holland’, waarin hij o.a. een dichter die met God schermt, bespot. ‘Bravo’ voor deze Paulus, schrijft m. in Idee 1255 (vw vii, p. 523).
In 1876 publiceerde Admiraal verder nog het artikel ‘E. Douwes Dekker en D. Post’ in de Tijdspiegel (vw xviii, p. 257-268).
In 1878 zou m. op initiatief van Admiraal een zilveren bokaal met honderd gouden tientjes worden aangeboden; tenslotte werd echter tot een obligatie besloten (vw xix, p. 22-23; Atte Jongstra, De Multatulianen, 1985, p. 70-72).
Na Admiraals dood schreef Mimi, mede namens m., een condoléancebrief aan diens weduwe, Maria Marguerethe Admiraal-Dupain (19 november 1878, vw xix, p. 603).