‘Verstand- en Hart’-litteratuur
term van m. in Idee 1058 e.v., waarmee hij de literatuur van auteurs als *Bilderdijk, *Loosjes Az., *Van der Palm, *Richardson en *Wolff en Deken aanduidt. Deze literatuur vol deugd komt uiteindelijk alleen neer op de vraag ‘zal ze... zal ze niet?’:
‘De Deugd. Het besef onzer Verstand-en-hart-schryvers gaat in dit artikel niet boven de teeldelen. Daarin studeren ze. Daarmee pronken ze. Daarmee werken ze. Daarop beroepen zy zich. (...) De hele litteratuur van deze soort, evenals de byna uitsluitend op 't geslachtsleven gegronde zedelykheids-idee van 't Publiek, die door haar gevleid wordt, is één doorgaande leerschool van zelfbevlekking. Sla ze maar na, de duizenden en duizenden “oorspronkelyke” romannetjes die er geschreven werden en worden naar de prototype der Pamela's, der Clarisse Harlowe's, der Grandison's, der Willem Leevend's, der Susanna Bronkhorsten, der Sara Burgerhart's, en let er op of niet de hele veredeling van “Verstand en Hart” tenslotte neerkomt op zo'n kittelend: zal ze... zal ze niet?’ (Idee 1058c, vw vi, p. 576, 588)
Deze schrijvers stellen zich hiermee op één lijn met auteurs als *De Sade, die ronduit ontuchtig zijn, stelt hij in Idee 1058c (vw vi, p. 589).