Nonnie

i.e. Elisabeth Agnes Everdine Douwes Dekker, Soerabaja 1 juni 1857 - Capri 11 juni 1933, dochter van dd. en *Everdina Huberta baronesse van Wijnbergen. Haar eerste ontmoeting met haar vader vond plaats in juli 1859 te Visé. Zij zou volgens ‘De Schoondochter’, *A.G. Douwes Dekker-Post van Leggelo (De waarheid over Multatuli en zijn gezin, 1939, p. 315), in haar jeugd haar vader ‘niet meer dan zeven maal dertig dagen zien’ (*Edu). Nonnie toonde vanaf haar jeugd een bijzondere aanleg voor tekenen en muziek. Van 1870 tot 1873 verbleef zij te Padua bij de familie Omboni (*Omboni-Etzerodt), waar ze onderwijs volgde op een protestants college (Julius Pée, Multatuli en de zijnen, 1937, p. 370). Daarna vertrok zij met haar moeder naar Venetië, waar ze haar tekenopleiding vervolgde. In 1874, na het overlijden van haar moeder, kwam ze onder de hoede van de markiezin Paulucci-Panchiatini, een destijds gerennomeerd malacologe. Van september 1877 tot april 1878 volgde ze te München schilderlessen bij Franz von Lenbach. Op 5 april van dat jaar ontving zij het rooms-katholieke doopsel. Kort daarop vertrok zij met een Poolse vriendin ‘voor een jaar en enkele weken’ naar Galicië (Pée, a.w., p. 376). In deze periode bracht Nonnie haar vader en Mimi te Wiesbaden een tiendaags bezoek. Een ‘vreesselijke scène’ vond plaats (De waarheid, p. 317). Terug uit Galicië trouwde Nonnie op 30 september 1880 met *Francesco Bassani. m. heeft toen alle contact verbroken (cf. brief aan J.H. de Haas d.d. 7 augustus 1880, vw xx, p. 495). Zij kreeg twee zonen, Guido (geb. 1881) en Mario (geb. 1887). Haar tekentalent stelde zij ten dienste van haar man; zij illustreerde zijn publikaties over fossiele vissen (W.F. Hermans, De raadselachtige Multatuli, 2e druk, 1987, p. 212). Na 1892 ontwikkelde zij een grote interesse in heiligenlevens en mystiek.

Haar correspondentie hierover werd in 1930 door pater Cimino gepubliceerd onder de titel Lettere di una gentildonna Olandese. Na de dood van haar man leefde ze in toenemende armoede op het eiland Capri; vanaf 1925 ontving zij een toelage van f400 per jaar uit het Tollensfonds.

In de polemiek tussen Julius Pée en ‘De Schoondochter’ werd Nonnie, evenals haar broer Edu, op de meest onsmakelijke wijze gebruikt om het karakter van m. te ontrafelen. Pée heeft delen van haar brievenpublikatie in vertaling overgenomen in Multatuli en de zijnen (1937, hoofdstuk xxviii: ‘de mystieke Nonni’, p. 390-410).