Molière

ps. van Jean Baptiste Poquelin, 1622-1673, Frans toneelspeler en beroemd blijspeldichter van o.a. Les Précieuses Ridicules (1659), Les Femmes savantes (1672), Tartuffe (1664), Don Juan (1665), L'Avare (1666), Le Misanthrope (1666), George Dandin (1668), Le Bourgeois Gentilhomme (1670) Le Malade imaginaire (1673) en Le Médécin malgré lui (1667).

Max Havelaar vertelt Duclari en Verbrugge dat hij veel van Molière houdt (Max Havelaar, vw i, p. 137); in de Minnebrieven schrijft m. dat hij helaas geen werk van Molière meer in huis heeft (vw ii, p. 90). In 1872 is zijn mening t.a.v. Molière veranderd. In Over Specialiteiten schrijft hij namelijk:

‘Wat Molière, die doktoren, savantes en markiezen zo havende, weerhouden heeft de advokaten te bedenken met 'n welverdiende tentoonstelling, is my een raadsel.’ (vw v, p. 589).

Wanneer hij in 1872 G.L. Funke deelgenoot maakt van zijn plan om een toneelstuk te maken, schrijft hij:

‘Maar... ik weet niet, of ik 't zal kunnen. Bedenk dat ik de blyspelen van molière(!) niet goed vind. Zie je, ik moet dus wel zeker van m'n zaak zyn, om 't aantepakken.’ (5 oktober, vw xv, p. 393)

Driejaar later schrijft hij in een noot bij de Max Havelaar: ‘Ik stel dezen auteur thans veel minder hoog dan vroeger, doch bewaar m'n opmerkingen dienaangaande voor 'n monografie over dramatische li-teratuur, waarvoor in deze Noten geen plaats is’ (vw i, p. 337).

In Molières blijspel L'Amour médécin (1665) geeft de goudsmid Josse de raad om voor zijn zieke buurmeisje goud en edelstenen te kopen; een raad uit eigen belang dus. m. brengt ‘mr. Josse de orfèvre’ (Fr. goudsmid) ter sprake in Idee 802: ‘Molière gaf ons dit lesje dat we dagelyks in de wind slaan’ (vw iv, p. 519). In Over Specialiteiten merkt hij sarcastisch op dat mr. Josse zich opgehangen heeft ‘uit spijt zich voorbijgestreefd te zien’ (vw v, p. 626). Dit schrijft hij n.a.v. de ‘onbeschaamde reclame’ van de ‘gewezen theologant’ *C. Busken Huet voor de vrij beoefende theologie. Deze had namelijk beweerd dat de godgeleerdheid alle andere wetenschappen overtrof.

In Idee 1047d brengt m. Le Misanthrope (Fr. de mensenhater) ter sprake. In dit stuk vervalt de hoofdpersoon, teleurgesteld in de mensen, tot cynisme.

Het stuk geldt nog steeds als een meesterwerk van Molière. De Fransen, aldus betoogt m., nemen het niet zo nauw met de terminologie. In dit toneelstuk van Molière bijvoorbeeld vervult een misantroop de hoofdrol:

‘Wie nu weten wil wat dan eigenlyk niet een mensenhater is, moet dat stuk lezen. Maar de Fransen nemen 't zo nauw niet. Een knorrig man, een lastige bediller, 'n spelbreker, 'n onbeschofte bemoeial, en 'n misanthrope... dat alles komt voor hen zowat overeen uit.’ (vw vi, p. 405)

Deze misantroop is geen mensenhater, maar een ‘ontevreden kregelige vitter’, schrijft hij op 23 november 1876 aan J.A. Roessingh van Iterson. In deze brief noemt hij het toneelstuk L'Avare ‘overdreven tot het krankzinnige toe’ (vw xviii, p. 521).

Molière schreef geen oorspronkelijk werk, betoogt hij in Idee 1237, ook hij volgde de grote meesters na. Hij noemt als voorbeeld Monsieur de Pourceaugnac (1669), waarin Julie, de dochter van Oronte, bestemd is om met de De Pourceaugnac te trouwen, terwijl zij door Eraste bemind wordt. ‘Seigneur Oronte’ moest lijken ‘op de altyd even grof gefopte antieke senexen [Lat. oudere mannen]’ en de ‘beminnelyke Eraste’ op een ‘Adolescens van 'n eeuw of twintig oud’ is. De vereerders van Molière maakten er zelfs geen geheim van dat hij Plautus en Terentius of zelfs ‘de copiërende Italianen’ naschreef (vw vii, p. 456). *Corneille *Don Juan et Dimanche *George Dandin *Jourdain *Lodewijk xviii *Tartuffe