Tartuffe

de schijnheilige priester uit Molières blijspel Tartuffe (1664). Het stuk werd aanvankelijk verboden, maar door toedoen van koning Lodewijk xiv werd het uiteindelijk toch opgevoerd in 1669.

Tartuffe wordt ten onrechte - het citaat is van Voltaire - genoemd in de aanhef van het hoofdstuk ‘Priesters, truffels en speelbanken’ in de Millioenen-studiën (vw v, p. 205).

In een noot (1875) bij de ‘Brief aan den Gouverneur-Generaal in ruste’ spreekt m. van ‘de vuile tartufferie die ons arm land verpest’ (vw i, p. 429). Naar aanleiding van pogingen Vorstenschool opgevoerd te krijgen, beklaagt m. zich bij J. van Hall:

‘We zyn niet vooruitgegaan, sedert den tyd toen de herroeper van 't Hugenoten edikt [Lodewijk xiv], den Tartuffe patrocineerde! Zeker zou men heden geen dominé van Tartuffe's allooi op de planken kunnen brengen!’ (2 november 1874, vw xvii, p. 74)

In Idee 942 noemt hij Tartuffe vergelijkenderwijs wanneer hij schrijft dat het darwinisme tegenwoordig door de modernen (*moderne theologen) gebruikt wordt: ‘Arme, onnozele Tartuffe, wat al ontberingen liet ge u welgevallen, om tenslotte niets te bereiken!’. Verderop noemt hij Orgon, de rijke man die bedrogen wordt door Tartuffe: ‘Men moet 'n Orgon van domheid zyn (...)’ (vw vi, p. 122).