Meyners, Willem H.J., graaf d'Estrey-

1829-1897, geb. te 's-Gravenhage, erfde in 1852 de titel graaf d'Estrey van een familielid uit Aix. Vanaf 1849 was hij woonachtig in Frankrijk waar hij medewerker was van diverse kranten en tijdschriften. Vanaf 1878 gaf hij het tijdschrift Annales de l'Extrême Orient uit. *C. Busken Huet maakt in zijn overzicht van de Nederlandsche Tijdschriften in 1878 gewag van de Annales: ‘Dit tijdschrift bevat een doorgaande hulde aan Nederlandse geleerden en aan Nederlands werk in Indië. Het geeft een overzicht van het leven o.a. van Prof. Veth en Dr. Cohen Stuart’. In zijn tijdschrift vestigde Meyners onder meer de aandacht op de Nederlandsch-Indische afdeling van de Wereldtentoonstelling in Parijs. Verder publiceerde Meyners An English man in Paris, waarin hij suggereerde dat m.'s parabel uit Idee 79-81 (vw ii, p. 326-327) bedacht was door de Franse letterkundige *Ernest Renan (zie G. Busken Huet in De Amstertdammer van 22 mei 1897).

Op 20 november 1874 vroeg Meyners vanuit Parijs schriftelijk toestemming om De Moderne Judith en Huwelijk in Indië van *Mina Krüseman in het Frans te vertalen. Van die vertaling is niets gekomen, noch van een vertaling van werken van m., aan wie hij eveneens in november 1874 schriftelijk toestemming vroeg om diens werken te vertalen.

m. citeert in een brief aan G.L. Funke van 28 november een passage uit deze brief en vraagt of Funke reeds toestemming heeft gegeven (vw xvii, p. 140). Funke antwoordt hem twee dagen later dat een dergelijke toestemming strikt genomen niet nodig is en voegt hieraan toe: ‘Laat hem daarom vrijelijk zijn gang gaan; hoe meer vertalingen, hoe beter!’ (vw xvii, p. 154). Men vernam vervolgens niets meer van Meyners, totdat hij in 1888, na m.'s en Funkes overlijden, een vertaling van de *Geschiedenissen van Gezag uit de Minnebrieven publiceerde - evenwel zonder m. als auteur ervan te vermelden. Deze Geschiedenissen werden als ‘Légendes orientales d'après le manuscrit arabe d'un auteur inconnu’ geplaatst in de Nouvelle Revue van 1 augustus.

Na protest van Mimi bij de redactrice van de Nouvelle Revue, Juliette Adam, antwoordde deze dat Meyners zich vergist had. Van een werkelijke rehabilitatie van m. was echter geen sprake. Pas in de publikatie in Meyners Annales (‘Légendes de Multatuli’, nov. 1888) werd m. als auteur ervan opgevoerd. In 1895 werden de ‘Légendes de Multatuli’ in de Revue des Revues (15 december) nogmaals herdrukt.

Mimi deelt mee dat Meyners in de publikatie van de ‘Légendes Orientales’ in zijn Annales in een noot vermeldde de betreffende stukken enkele jaren geleden gelezen te hebben in een Duits tijdschrift, en dat m. waarschijnlijk de auteur is. Meyners zond dit nummer aan Mimi met de mededeling dat hij het gelezen had in De Rundschau van ca. 15 jaar geleden. Mimi ontdekte dat dit tijdschrift toen nog niet be-stond en dat ook in latere jaargangen geen vertaling van de Geschiedenissen van Gezag voorkwam. Zij vermeldt dat ook M. Berdenis van Berlekom en prof. M.I. de Goeje in De Nederlandsche Spectator (1888, nr. 45) tot dezelfde conclusie gekomen waren (Brieven wb x, p. 32-33).

In november 1893 en april 1894 plaatste Meyners in samenwerking met J. Pée enkele in het Frans vertaalde fragmenten van Vorstenschool in Le Réveil (p. 346-359 en p. 210-216). In 1894 publiceerde J. Pée het artikel ‘De “Geschiedenissen van Gezag” in Fransche vertaling van H. Meyners d'Estrey’ in het Nederlandsch Museum (dl. xxxix, p. 227).