Max Havelaar aan Multatuli

1. opening van een stuk van m., dat in oktober 1860 in De Tijdspiegel verscheen onder de titel: ‘Brieven, medegedeeld door Multatuli i’. Het stuk behandelt de *Havelaarzaak en eindigt met de *‘Brief aan den Gouverneur-Generaal in ruste’ die in januari 1858 te Brussel geschreven was. Het stuk werd in hetzelfde jaar nog afzonderlijk gepubliceerd als Indrukken van den dag, medegedeeld door Multatuli (nr. 1, Arnhem, 1860, Thieme). In 1865 verscheen het onder de titel ‘Brief aan den Gouverneur-Generaal in ruste’ in de Herdrukken en later ook in de Verspreide Stukken. Onder die titel werd het ook opgenomen in de Volledige Werken (dl. i, p. 391-419).

2. titel van een ingezonden stuk, dat werd opgenomen in De Tijdspiegel van november 1860 (vw i, p. 451-472). Enigszins gewijzigd en voorzien van enkele voetnoten, werd het herdrukt als Idee 527 (vw iii, p. 330-350). De brief handelt voornamelijk over *schrijverschap en het schrijven om den brode - m. vraagt zich af of hij in staat zal zijn om ‘schrijverij’ voor geld te leveren. Hij haalt hierbij de beroepsauteur *Walter Scott aan, die ‘uitdrukkingen [levert], waar geen indruk is’, die ‘beelden [weerkaatst] die niet bestaan’. Verder gaat m. in op het *schoonheidsgevoel van de Nederlanders en worden we voorgesteld aan *Fancy.