Fortuin maken
Op 29 oktober 1845 schrijft dd. aan Tine:
‘Geene betrekking zou mij beter passen dan die van schrijver dat heet, als ik mij eerst een jaar of tien oefende en mij er geheel op toelegde. Als ik fortuin had, genoeg om middelmatig te leven, geloof ik waarlijk, dat ik alle andere bezigheden, die mij toch nimmer aanstaan, aan een zij zette.’ (vw viii, p. 519)
In de volgende jaren deed m. vele pogingen dat fortuin bijeen te garen (*Tandem). Tine's aanspraken op een deel van de Fischer-miljoenen (*erfeniswestie) bleken ijdele hoop. Vele pogingen aan de *speelbank rijk te worden faalden eveneens. Eenmaal schrijver had m. om andere redenen geld nodig. In 1865 trachte hij door de verkoop van portretten (*portretten, verkoop van) geld bijeen te krijgen om een dagblad op te richten, wat niet lukte. In de Millioenen-studiën vraagt hij Meester Adolf om raad:
‘Ik wil geld Meester, en veel, veel, veel. Ik wil meer goud dan gy yzer kunt maken in honderd weken, al werkten al uw gnomen en kobolden mee. Ik moet me een plaats kopen in de volksvertegenwoordiging...
-Worden die dan gekocht?
-Indirect ja. Of liever ze worden door en met geld verkregen zonder betaling. (...) Ik moet dan, dóór of mét geld, me een plaats veroveren vanwaar ik waarheid kan doen horen aan ministers... een ministerplaats ook, om waarheid te kunnen zeggen aan koningen. Geld heb ik nodig om zelf koning te zyn, opdat ik het recht en de macht bezitte, goed te doen aan het volk... liefst zónder ministers. Geld heb ik nodig voor legers, om mensenslachtende vorstjes te onntronen in Afrika... an andere werelddelen. Geld om bevoegdheid te kopen tot het nazien der boeken van weeshuizen en armeninrichtingen. Geld voor volksbibliotheken (...) tot het bezoldigen van onderwyzers in de natuurkunde, geld voor algemene hygiëne, geld voor het wegruimen van rivierdyken, die vervloekte oorzaak van watersnood en verzande havens. Geld voor het uitwissen van genzen, geld voor vruchtbomen langs de wegen, geld voor den beul...
-Hè?
-Ja, pensioen. Geld ter ondersteuning zonder smaad invalide burgers, geld tot betaling van - desnoods onvrywilligen - arbeid derzulken die arm zyn door traagheid. Geld voor ware, d.i. veredelende kunst. Geld voor beschaving. Geld voor genot. Geld voor geluk.
Geld voor deugd!’ (vw v, p. 43-44)
m. hoopte dit geld door het plan voor *advertenties op spoorkaartjes bijeen te krijgen (in de Millioenen-studiën, vw v, p. 302-304). In Idee 1078, de parabel van Lacrymax, verdedigt hij zich tegen het publiek:
‘dat my als fout aanrekent - domheid of onbeschaamdheid? - dat ik verzuimd heb fortuin te maken voor ik te velde trok tegen schelmery. (...) Met al de virtuositeit in 't gemene, die m'nheer Publiek kenmerkt, zou 't hem moeilyk vallen treffender blyk van laaghartigheid te geven, dan door deze aanmerking op Havelaars domheid.’ (vw vi, p. 735-738)