Portretten, verkoop van-

Al in 1860 vatte m. het plan op van een foto een aantal litho's te laten maken voor de verkoop (brief aan Tine d.d. 28 augustus 1860, vw x, p. 297). Er werd een portret vervaardigd in Brussel, waarover m. zeer ontevreden is. Dit blijkt uit een brief aan Tine d.d. 28 september 1860, waarin hij schrijft:

‘het portret is veel te mooi en te jong. Nu heeft het net den schijn of ik mij daarin flatteren wil. En ik zelf vind ook dat het eigenlijk niet lijkt’. (vw x, p. 321)

In dezelfde brief oppert hij het plan een nieuwe foto te laten maken, maar nu verkleed als Sjaalman. Hij wil dan beide portretten in de handel brengen, het eerste als ‘Havelaar-portret’ en het tweede dus als ‘Sjaalman-portret’. De uitgevers *Nijgh en *Thieme achtten het plan echter niet haalbaar. Mimi veronderstelt in haar brievenuitgave dat de portretten vernietigd zijn: zij heeft er zelf nooit één gezien (Brieven wb iv, p. 134).

In 1865 probeerde m. het opnieuw toen hij met plannen rondliep om een eigen dagblad op te richten. Een advertentie in de Amsterdamsche Courant van 9 februari 1865 (vw xi, p. 452) kondigt dit voornemen aan. In deze advertentie wordt tevens melding gemaakt van de verkoop van m.'s portret, die nodig is om het benodigde kapitaal voor de oprichting van een dagblad bijeen te krijgen. m. zal de portretten voorzien van een ‘eigenhandig geschreven spreuk uit een zijner werken’. Een lithografie kostte f 10,-, een foto f 50,-. Het portret was gemaakt door César Mitkiewicz. In de winkel van *d'Ablaing van Giessenburg wordt een apart loket getimmerd, waar de schrijver de portretten van teksten kan voorzien. De verspreiding ervan via boekverkopers viel tegen en er kwamen nauwelijks klanten aan het loket (brief van m. aan J.C.P. Hotz, vw xi, p. 450). Mitkiewicz stuurde de deurwaarder op m. af (28 april 1865, vw xi, p. 481-482).

In 1871 ging het restant van deze portretten over in handen van uitgever G.L. Funke. In 1875 bracht hij voor f 1,50 deze een litho van Allebé in de handel (vw xvii, p. 733). Onder het ps. Flanor schrijft C. Vosmaer over dit portret in De Nederlandsche Spectator van 19 juni 1875: ‘Allebé heeft het portret van Douwes Dekker zeer edel opgevat. De levendig ter zij gekeerde kop, bijna geheel profiel, is geïdealiseerd in die mate die noodig is.’ (vw xvii, p. 738). Ook deze verkoop draaide op een fiasco uit, getuige m.'s brief aan Funke d.d. 31 augustus 1875 (vw xvii, p. 788). In een brief aan zijn neef E. Douwes Dekker d.d. 17 februari 1881 geeft m. zijn mening over het Allebé-portret: ‘De lithogr. naar de teekening van prof Allebé is naar 'n buste gedaan. Ze is dan ook te akademisch’ (vw xxi, p. 162).