Brief aan de kiezers van Nederland
opgenomen in de Minnebrieven (vw ii, p. 75-83, p. 120-147). m. laat hierin het belang van Indië voor Nederland zien. Indië zou zodanig bestuurd moeten worden dat de kans van verlies gering is, temeer daar Frankrijk en Engeland zich gereed maken voor een strijd om Indië, aldus m.:
‘Én Frankryk én Engeland zullen eerlang Insulinde nodig hebben! 't Zal de vraag niet wezen, wie trachten zal het te nemen. De vraag voor Nederland is: of 't goed is het te laten nemen door wien ook? Ik vertrouw dat gy volmondig neen zegt op die vraag.’ (vw ii, p. 83)
De verdediging van Indië is echter onmogelijk als de bevolking gemene zaak maakt met de aanvallers.
Daarna volgen als even zovele ernstige waarschuwingen, de *bewijzen dat de Javaan mishandeld wordt (vw ii, p. 121 e.v.). m. herhaalt het advies dat hij eerder al in zijn *‘Brief aan de kiezers van Amsterdam’ gegeven had:
‘Ik geloof dat er een man nodig is van studie, maar niet van studie alleen, een man van praktyk, doch niet alleen van praktyk; een man, die het volk in Indië kent, die daaronder en daarmede geleefd heeft, die tevens echter genoeg man van wetenschap is, om niet door zyn praktische richting geleid te worden op bloot empirisch gebied; een man, die het goede voorstaat door het streven naar waarheid; iemand, die (...) durft en kan aantonen, hoe diep de wonde is, die er kankert aan ons Staatsbestuur; iemand eindelyk, die ondervinding heeft, bekwaamheid, moed, en, dit vooral, een man die een hart bezit!...’ (vw ii, p. 144)
Maar eigenlijk moet de Nederlander doorgaan ‘den Javaan te mishandelen tot hy opstaat...’, en zich volzuigen ‘aan welvaart... óvervol... méér dan vol... tot gy berst!’:
‘De opgave voor my is alleen, later te kunnen tonen aan de Javanen en aan Europa, dat ik u gewaarschuwd heb... Waarvan ik acte neem by dezen.’ (vw ii, p. 146-147)